ECLI:NL:CRVB:2016:3335
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en recht op ziekengeld in het kader van de Ziektewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Holland. Appellante, een kapster, had zich ziek gemeld terwijl zij nog gedeeltelijk werkzaam was. De Raad beoordeelde of appellante recht had op ziekengeld op basis van haar arbeidsongeschiktheid. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er geen twijfels bestonden over de rapporten van de verzekeringsartsen, die concludeerden dat appellante geschikt was voor haar werk. Appellante stelde dat haar beperkingen waren onderschat en dat er geen diagnose was gesteld voor haar klachten. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat de medische informatie die in hoger beroep was overgelegd, geen aanleiding gaf om de eerdere conclusies te herzien. De Raad concludeerde dat appellante in staat was haar werkzaamheden als kapster te verrichten, rekening houdend met haar andere werkzaamheden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.