Uitspraak
OVERWEGINGEN
4.3.1. De uitgangspositie van appellant voor de omzetting naar een LFNP-functie is vastgesteld op [functie A]. Ingevolge artikel 3, vierde lid, van de Regeling, in verbinding met artikel 5, tweede en derde lid, van de Regeling vindt de matching plaats op basis van de inhoud van de schriftelijke, formele korpsfunctiebeschrijving zoals vastgelegd in de uitgangspositie, conform de Beleidsregel. In het functievergelijkingsformulier staat dat is gekozen voor het domein Ondersteuning omdat uit de korpsfunctie blijkt dat een bijdrage wordt geleverd aan een effectief en efficiënt werkende politieorganisatie, terwijl tegelijkertijd uit de korpsfunctie blijkt dat geen of een beperkte directe bijdrage wordt geleverd aan operationele politietaken. De Raad kan de korpschef hierin volgen. Hij hecht daarbij betekenis aan wat de korpsfunctiebeschrijving vermeldt over het doel van de functie, de in het kader van die functie te verrichten werkzaamheden en de plaats van de functie in de organisatie. Anders dan appellant heeft betoogd, volgt uit de Beleidsregel noch uit de Handleiding uitvoering matching LFNP 2013 dat voor de domeinkeuze bepalend is in welk domein de functiebeschrijvingen zijn ingedeeld van degenen aan wie leiding wordt gegeven. Voor zover de werkzaamheden die appellant feitelijk uitvoert hoofdzakelijk bestaan uit het leidinggeven aan trajectbegeleiders, zoals hij stelt, kan dit hem niet baten, nu de inhoud van de schriftelijke, formele korpsfunctiebeschrijving zoals vastgelegd in de uitgangspositie bepalend is. Die inhoud is bovendien voldoende duidelijk. Indien appellant zich niet kon vinden in zijn uitgangspositie, had het op zijn weg gelegen om functieonderhoud aan te vragen en/of rechtsmiddelen aan te wenden tegen de vaststelling van zijn uitgangspositie.
4.4. Het hoger beroep slaagt niet en de aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.