ECLI:NL:CRVB:2016:3308

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 september 2016
Publicatiedatum
8 september 2016
Zaaknummer
15/7919 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om plaatsing in M10-functie door college van burgemeester en wethouders van Doetinchem

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Gelderland. Appellant, werkzaam bij de gemeente Doetinchem, had verzocht om benoeming in de M10-functie, maar het college van burgemeester en wethouders heeft dit verzoek afgewezen. De Raad oordeelt dat de werkzaamheden van appellant niet voldoen aan de functiebeschrijving van de M10-functie. Hoewel appellant stelt dat zijn collega's in de M10-functie dezelfde werkzaamheden verrichten als hij in de M9-functie, is de Raad van mening dat de functiebeschrijving bepalend is. De Raad hecht geen waarde aan de getuigenverklaringen van collega's, omdat deze niet aantonen dat appellant structureel bezig is met beleidsontwikkeling en evaluatie, wat wel vereist is voor de M10-functie. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

15/7919 AW
Datum uitspraak: 8 september 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
27 oktober 2015, 14/8601 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M. Bosman, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 juli 2016. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Bosman. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
ing. R.J.M. Tempels en F.A.M. van Gorkum.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is sinds 1979 werkzaam bij de gemeente Doetinchem op de afdeling [naam afdeling] , laatstelijk in de functie van [naam functie A] , functiecode M9, salarisschaal 9 (M9-functie).
1.2.
Bij brief van 7 maart 2014 heeft appellant het college verzocht om hem te benoemen tot [Naam functie B] , door appellant [naam BB] genoemd, functiecode M10, salarisschaal 10 (M10-functie). Hiertoe heeft appellant gesteld dat zijn werkzaamheden geheel overeenkomen met de werkzaamheden die behoren tot de
M10-functie.
1.3.
Bij besluit van 8 mei 2014 heeft het college het verzoek afgewezen. Dit besluit heeft het college na bezwaar, overeenkomstig het advies van de bezwarenadviescommissie, gehandhaafd bij besluit van 4 november 2014 (bestreden besluit). Hiertoe is overwogen dat bij de M10-functie een breder takenpakket hoort, waardoor deze functie inhoudelijk zwaarder en complexer is dan de M9-functie. Appellant verricht weliswaar werkzaamheden die gedeeltelijk overeenkomen met de M10-functie, maar deze werkzaamheden, ook als hij als projectleider optreedt, zijn beperkt tot het taakgebied civiele techniek. Volgens het college heeft appellant onvoldoende aannemelijk gemaakt dat aan hem structureel en gedurende lange tijd wezenlijke taken zijn opgedragen die niet zijn terug te vinden in de functiebeschrijving van de M9-functie.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. De Raad komt naar aanleiding van wat partijen hebben aangevoerd tot de volgende beoordeling.
3.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat het verzoek van appellant moet worden ingewilligd als komt vast te staan dat zijn opgedragen feitelijke werkzaamheden geheel overeenkomen met de werkzaamheden die behoren tot de M10-functie.
3.2.
Uit de functiebeschrijvingen van de M9- en de M10-functie volgt dat een wezenlijk verschil tussen de functies is dat, anders dan bij de M9-functie, tot de M10-functie onder meer het ontwikkelen en evalueren van beleid op het gebied van beheer openbare ruimte behoren, waaronder het verstrekken van beleidsadviezen aan het management en bestuur. Ook zijn de werkzaamheden van de M10-functie gelegen op meerdere taakgebieden, waar de werkzaamheden behorende tot de M9-functie zijn beperkt tot het eigen taakgebied.
3.3.
Aan appellant zijn vanaf 2002 extra werkzaamheden toebedeeld om zijn functie te verrijken en zo tegemoet te komen aan zijn ambitie om verder te groeien. De werkzaamheden die appellant thans uitvoert komen gedeeltelijk overeen met de functiebeschrijving van de M10-functie. Appellant maakt niet langer tekeningen en bestekken, wat behoort tot de
M9-functie, maar voert met name projecten uit. Appellant heeft evenwel niet aannemelijk gemaakt dat hij zich ook structureel bezig houdt met beleidsontwikkeling en -evaluatie. Uit de door hem beschreven werkzaamheden die hij verricht en de door hem genoemde projecten waaraan hij heeft gewerkt, blijkt dit niet. Evenmin blijkt dit uit de door hem ingezonden collegeadviezen. Die zien met name op concrete civieltechnische projecten. Verder is niet gebleken dat appellants werkzaamheden andere taakgebieden dan civiele techniek omvatten. Zoals appellant heeft toegelicht, dient hij deelbelangen zoals verkeer, milieu en ruimtelijke ordening bij zijn werkzaamheden te betrekken en te vertalen naar een civieltechnisch eindproduct. Zijn werkzaamheden liggen daarmee binnen het taakgebied civiele techniek.
3.4.
Dat de collega’s van appellant in een M10-functie feitelijk dezelfde werkzaamheden verrichten als de collega’s in een M9-functie, zoals appellant stelt, kan niet leiden tot het oordeel dat appellant in aanmerking komt voor de M10-functie. Bepalend is of de werkzaamheden die appellant verricht voldoen aan de functiebeschrijving van de
M10-functie. Aan de getuigenverklaringen van twee collega’s, werkzaam in onderscheidenlijk een M9- en een M10-functie, kan de Raad daarom niet de waarde hechten die appellant daaraan gehecht wil zien. Overigens acht de Raad het aannemelijk dat als werkzaamheden op M10-niveau voorkomen, die aan de collega’s in die functie worden toebedeeld, zoals de teamleider uitdrukkelijk heeft verklaard.
3.5.
De conclusie is dat het college terecht het verzoek van appellant om te worden geplaatst in de M10-functie heeft afgewezen. Het hoger beroep slaagt niet.
3.6.
Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en J.J.T. van den Corput en H.A.A.G. Vermeulen als leden, in tegenwoordigheid van S.W. Munneke als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 september 2016.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) S.W. Munneke
HD