ECLI:NL:CRVB:2016:3278

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 augustus 2016
Publicatiedatum
6 september 2016
Zaaknummer
14/4565 WWAJ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit Uwv inzake Wajong-uitkering

In deze zaak heeft appellant, geboren in 1995, op 4 april 2013 een uitkering op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong) aangevraagd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 13 juni 2013 vastgesteld dat appellant ten minste 75% van het minimumloon kan verdienen, waardoor hij niet in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is op 18 november 2013 ongegrond verklaard. De rechtbank Limburg heeft in haar uitspraak van 4 juli 2014 het beroep tegen dit bestreden besluit ongegrond verklaard.

Appellant heeft hoger beroep ingesteld en de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit bestreden. Op 19 november 2015 heeft het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, waarbij aan appellant met ingang van 1 augustus 2013 een Wajong-uitkering is toegekend. Appellant heeft aangegeven dat dit besluit volledig tegemoetkomt aan zijn beroep tegen het bestreden besluit en heeft de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de kosten van bezwaar, beroep en hoger beroep, alsook tot vergoeding van de wettelijke rente.

De Raad heeft overwogen dat het besluit van 19 november 2015 geheel tegemoetkomt aan het bezwaar van appellant, waardoor het besluit van 18 november 2013 ten onrechte is geweigerd. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd, het besluit van 18 november 2013 vernietigd en het besluit van 13 juni 2013 herroepen. Tevens is het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de wettelijke rente en de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 1.736,-. Het Uwv dient ook het betaalde griffierecht van in totaal € 166,- aan appellant te vergoeden.

Uitspraak

14/4565 WWAJ, 16/1483 WWAJ
Datum uitspraak: 26 augustus 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 4 juli 2014, 13/3888 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.B.J.G.M. Schyns, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het Uwv heeft op 19 november 2015 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Bij schrijven van 28 december 2015 heeft de gemachtigde van appellant een reactie ingezonden op de nieuwe beslissing op bezwaar van 19 november 2015. Partijen hebben vervolgens over en weer op elkaars standpunt gereageerd.
De Raad heeft partijen meegedeeld dat het besluit van 19 november 2015 vooralsnog bij het hoger beroep zal worden betrokken
Partijen hebben desgevraagd toestemming verleend het onderzoek ter zitting achterwege te laten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, geboren in 1995, heeft op 4 april 2013 een uitkering op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong) aangevraagd.
1.2.
Bij besluit van 13 juni 2013 heeft het Uwv vastgesteld dat appellant ten minste 75% van het minimumloon kan verdienen en om die reden niet voor een uitkering op grond van de Wet Wajong in aanmerking komt. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is bij besluit van
18 november 2013 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft in hoger beroep de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit bestreden en de Raad verzocht de aangevallen uitspraak te vernietigen.
4. Op 19 november 2015 heeft het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar afgegeven, waarbij aan appellant met ingang van 1 augustus 2013 een Wajong-uitkering is toegekend.
5.1.
Appellant heeft in reactie op het besluit van 19 november 2015 te kennen gegeven dat dit besluit volledig aan zijn beroep tegen het bestreden besluit tegemoet komt. Appellant heeft de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de kosten van bezwaar, beroep en hoger beroep en vergoeding van de wettelijke rente.
6. De Raad overweegt als volgt.
6.1.
Het besluit van 19 november 2015 komt geheel tegemoet aan het bezwaar van appellant. Gelet op de artikelen 6:19, eerste lid en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), wordt dit besluit niet in de beoordeling betrokken.
6.2.
Nu, gelet op het besluit van 19 november 2015, moet worden geoordeeld dat bij besluit van 18 november 2013 ten onrechte is geweigerd om aan appellant een uitkering ingevolge de Wet Wajong toe te kennen, zal de Raad het besluit van 18 november 2013 en de aangevallen uitspraak vernietigen. Tevens zal de Raad het besluit van 13 juni 2013 herroepen.
6.3.
De Raad wijst het verzoek van appellant om met toepassing van artikel 8:73 van de Awb, het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering toe. De wettelijke rente moet worden berekend overeenkomstig de uitspraak van
25 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1958.
6.4.
Uit artikel 8:75, eerste lid, van de Awb, in verbinding met artikel 7:15, derde lid, van die wet, volgt dat de kosten in verband met de behandeling van het bezwaar uitsluitend worden vergoed indien het verzoek daartoe is gedaan voordat het bestuursorgaan op het bezwaar heeft beslist. Daarvan is in dit geval geen sprake.
6.5.
Aanleiding bestaat om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze kosten worden begroot op € 992,- in beroep en op € 744,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 18 november 2013 gegrond en vernietigt dat besluit;
  • herroept het besluit van 13 juni 2013;
  • veroordeelt het Uwv tot vergoeding aan appellant van de schade zoals onder 6.3 van deze uitspraak is vermeld;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten in beroep en hoger beroep tot een bedrag van in totaal € 1.736,-;
  • bepaalt dat het Uwv aan appellant het betaalde griffierecht in beroep en in hoger beroep van in totaal € 166,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2016.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) R.L. Rijnen

UM