ECLI:NL:CRVB:2016:326
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand voor alleenstaande ouder en gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van bijstand aan appellante, die als alleenstaande ouder bijstand had aangevraagd op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). De zaak betreft de ingangsdatum van de bijstandsverlening, die door het dagelijks bestuur van de Regionale Sociale Dienst en Kredietbank Alblasserwaard/Vijfheerenlanden was vastgesteld op 28 augustus 2012, terwijl appellante had verzocht om bijstand met ingang van 1 augustus 2012. Het dagelijks bestuur had de aanvraag afgewezen op basis van het argument dat appellante tot 28 augustus 2012 een gezamenlijke huishouding voerde met haar ex-partner D.
De Raad heeft vastgesteld dat er onvoldoende feitelijke grondslag was voor de conclusie dat appellante en D in de relevante periode een gezamenlijke huishouding voerden. De Raad heeft de onderzoeksresultaten van het dagelijks bestuur kritisch beoordeeld en geconcludeerd dat de waarnemingen en verklaringen niet voldoende bewijs boden voor het hoofdverblijf van D in de woning van appellante. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het bestreden besluit van het dagelijks bestuur herroepen, waardoor appellante met terugwerkende kracht bijstand werd verleend vanaf 1 augustus 2012.
Daarnaast heeft de Raad het dagelijks bestuur veroordeeld in de kosten van bezwaar en proceskosten van appellante, die in totaal € 2.480,- bedragen. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige motivering en feitelijke onderbouwing bij besluiten over bijstandsverlening.