Uitspraak
OVERWEGINGEN
brp-adres voldoende feitelijke grondslag biedt voor het standpunt van de minister dat appellant niet woonachtig was op het adres waarop hij in de brp stond ingeschreven. Hierbij heeft de rechtbank de verklaring van de oom van appellant van 20 november 2012 in aanmerking genomen. Dat die verklaring niet is ondertekend, betekent volgens de rechtbank niet dat de verklaring niet juist in het rapport is weergegeven. Aan de in beroep overgelegde verklaringen wordt niet de waarde gehecht die appellant daaraan wil toekennen, omdat die verklaringen niet zijn ondertekend noch zijn voorzien van een identiteitsbewijs.
5 november 2012 door de hoofdbewoner afgelegde verklaring. Op 5 november 2012 heeft de hoofdbewoner verklaard dat appellant wel op het gba-adres woonde en in zijn verklaring van 20 november 2012 heeft hij verklaard dat appellant niet meer op het gba-adres woonde. Dit strookt met de door appellant overgelegde overschrijving naar een nieuwe gba-adres met ingang van 6 november 2012. Daarbij komt nog dat de minister niet heeft gemotiveerd om welke reden aan de verklaringen van de buurman, appellant en de hoofdbewoner van
5 november 2012 geen waarde wordt gehecht.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 22 februari 2013;
- herroept het besluit van 30 november 2012 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 22 februari 2013;
- bepaalt dat de minister aan appellant het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 166,- vergoedt;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.984,-.