ECLI:NL:CRVB:2016:3221

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 augustus 2016
Publicatiedatum
30 augustus 2016
Zaaknummer
14/6099 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing AIO-aanvraag wegens te hoog inkomen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een AIO-aanvulling door de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellant ontvangt sinds 9 juli 2013 een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) en heeft een aanvraag ingediend voor een aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen (AIO-aanvulling) op 2 juli 2013. De Svb heeft deze aanvraag afgewezen op 27 september 2013, omdat het totale gezinsinkomen van appellant, dat € 1.559,93 bedraagt, boven de geldende norm van € 1.398,98 ligt.

De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Appellant was van mening dat de Svb bij de beoordeling van zijn aanvraag rekening had moeten houden met zijn schulden en het netto te besteden maandbedrag. De rechtbank oordeelde echter dat het totale maandinkomen van appellant te hoog was voor de AIO-aanvulling en dat de Svb aan zijn hoorplicht had voldaan, ondanks dat appellant niet op de hoorzitting was verschenen.

In hoger beroep herhaalt appellant zijn argumenten, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad stelt vast dat er geen sprake is van een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel, omdat er geen ondubbelzinnige toezeggingen zijn gedaan door de Svb die gerechtvaardigde verwachtingen bij appellant hebben gewekt. De Raad komt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak.

Uitspraak

14/6099 WWB
Datum uitspraak: 16 augustus 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
26 september 2014, 14/1499 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft gevoegd plaatsgevonden met de zaken 14/6724 WWB en 15/447 WWB op 24 mei 2016. Appellant is verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door K. van Ingen. Na de behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontvangt met ingang van 9 juli 2013 een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). Aan appellant is een toeslag toegekend omdat zijn partner de leeftijd van 65 jaar nog niet had bereikt. Appellant ontvangt geen volledig AOW-pensioen omdat hij in verband met wonen in het buitenland een aantal jaren niet verzekerd is geweest voor de AOW. Verder ontvangt appellant een tegemoetkoming ingevolge de Koopkrachttegemoetkoming Oudere Belastingplichtigen (KOB) en een bedrijfspensioen van ABN AMRO.
1.2.
Appellant heeft op 2 juli 2013 een aanvraag ingediend om aanvulling op grond van de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling).
1.3.
De Svb heeft bij besluit van 27 september 2013, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 30 januari 2014 (bestreden besluit), de aanvraag afgewezen. De Svb heeft daar aan het volgende ten grondslag gelegd. Het totale gezinsinkomen van appellant bedraagt € 1.559,93. Dit bedrag bestaat uit € 653,19 aan ouderdomspensioen en € 624,16 aan toeslag, waarop € 72,17 aan premie ingevolge de Zorgverzekeringswet in mindering is gebracht. Het vakantiegeld van € 70,95, de tegemoetkoming KOB van € 23,74 en de inkomsten uit het bedrijfspensioen van € 298,46, minus de vrijstelling van € 38,40, zijn hierbij opgeteld. Appellant heeft geen recht op een AIO-aanvulling omdat het totale gezinsinkomen van
€ 1.559,93 hoger is dan het voor hem geldende normbedrag van € 1.398,98.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank het volgende overwogen. Het standpunt van appellant dat de Svb voor het vaststellen van zijn middelen had moeten uitgaan van het vrije netto te besteden maandbedrag aan inkomsten, waarbij rekening moet worden gehouden met zijn schulden en het aflossen daarvan, slaagt niet. Het totale maandinkomen van appellant bedraagt € 1.559,93. Hiermee staat vast dat het totale maandinkomen meer is dan het voor hem geldende normbedrag van € 1.398,98 per maand, zodat hij geen recht heeft op een
AIO-aanvulling. Voor wat betreft de stelling van appellant dat de Svb hem ten onrechte niet heeft gehoord, stelt de rechtbank vast dat de Svb appellant bij brief van 13 december 2013 heeft uitgenodigd voor een hoorzitting op 6 januari 2014 om 14.00 uur. Deze hoorzitting is op 5 januari 2014 telefonisch door de Svb afgezegd. Op 7 januari 2014 heeft de Svb appellant echter een nieuwe uitnodigingsbrief gestuurd. Op deze brief heeft appellant niet gereageerd. Dat appellant niet naar de hoorzitting is gekomen omdat hij het er niet mee eens is dat de Svb bij hoorzittingen gebruik maakt van opnameapparatuur, is een vrije keuze. Omdat appellant in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord, heeft de Svb aan zijn wettelijke verplichtingen betreffende het horen voldaan.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellant heeft, samengevat weergegeven, aangevoerd dat de Svb bij de beoordeling van zijn aanvraag uit had moeten gaan van het vrije netto te besteden maandbedrag en dat de Svb hem ten onrechte niet heeft gehoord. Appellant heeft verder betoogd dat de Svb bij hem de verwachting heeft gewekt dat hij in aanmerking zou komen voor de AIO-aanvulling.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De gronden die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd zijn een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Appellant heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van de betrokken gronden in de aangevallen uitspraak onjuist dan wel onvolledig is. De Raad kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de overwegingen, zoals onder 2 weergegeven, waarop dat oordeel rust. Hij voegt daar met betrekking tot het door appellant gedane beroep op het vertrouwensbeginsel nog het volgende aan toe.
4.2.
Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is in ieder geval vereist dat van de kant van het tot beslissen bevoegde orgaan uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezeggingen zijn gedaan, die bij de betrokkene gerechtvaardigde verwachtingen hebben gewekt. Van een dergelijke toezegging is hier niet gebleken. Aan de omstandigheid dat de Svb appellant om nadere gegevens heeft gevraagd om de aanvraag van appellant te kunnen beoordelen, kan geen een te honoreren vertrouwen worden ontleend.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.M. Overbeeke, in tegenwoordigheid van
P.C. de Wit als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 augustus 2016.
(getekend) A.M. Overbeeke
(getekend) P.C. de Wit
HD