ECLI:NL:CRVB:2016:3218
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door mr. A.A. Namaki, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 5 juli 2016, waarin zijn verzoek om bijzondere bijstand voor verblijfskosten in een zorghotel was afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 25 augustus 2016 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker ontvangt sinds 8 maart 1996 bijstand naar de norm voor een alleenstaande. Het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen had eerder de aanvraag voor bijzondere bijstand afgewezen, omdat er een passende voorliggende voorziening zou zijn. De rechtbank heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft in hoger beroep een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, waarin hij stelt dat hij een lening heeft afgesloten om de eigen bijdrage te betalen, en dat hij hierdoor in financiële problemen verkeert. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat verzoeker niet voldoende heeft aangetoond dat er sprake is van een actueel spoedeisend belang. De kosten waarvoor hij bijzondere bijstand heeft gevraagd, zijn inmiddels betaald en de enkele stelling dat hij niet in zijn levensonderhoud kan voorzien, is onvoldoende om aan te nemen dat er een spoedeisend belang is.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor het treffen van een voorlopige voorziening zoals gesteld in de Algemene wet bestuursrecht. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.