1.4.Het Zorginstituut heeft bij de rechtbank aangevoerd dat zij het bezwaar van appellant heeft opgevat als een beroep op de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Daarom heeft het Zorginstituut de Sociale verzekeringsbank (Svb) gevraagd te beoordelen of hij van de verzekeringsplicht wordt ontheven. De Svb heeft appellant een formulier “ontheffing sociale verzekering wegens gemoedsbezwaren” toegezonden waarop appellant niet heeft gereageerd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Zij heeft geoordeeld dat het Zorginstituut bevoegd was om een boete op te leggen. Appellant is ingezetene van Nederland en daarom van rechtswege verplicht verzekerd ingevolge de Zvw. Appellant moet ingevolge de Zvw een zorgverzekering als bedoeld in de Zvw afsluiten. Het niet afsluiten van de verzekering is een overtreding van artikel 2 van de Zvw. Het Zorginstituut heeft de daarop gestelde boete conform artikel 9b, tweede lid, van de Zvw vastgesteld. De rechtbank is niet gebleken dat de overtreding niet aan appellant kan worden verweten of dat de boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij heeft aangevoerd dat de gehele procedure deel uitmaakt van een tegen hem gericht complot met steeds meer deelnemers, onder leiding van de Sociale Dienst van de gemeente Den Haag, dat in 1998 is begonnen en sinds 2005 in versneld tempo behoorlijk uit de hand is gelopen. Appellant heeft aan de hand van voorbeelden uiteengezet waarom naar zijn mening sprake is van een complot. Appellant heeft verder uiteengezet dat hij geen gebruik wil maken van de gezondheidszorg omdat hij daarin geen vertrouwen heeft. Daarom zal hij geen beroep doen op de verzekerde zorg. Hij zal geen gebruik maken van de verzekerde zorg omdat de zorgverleners allemaal leugenaars zijn. Ter zitting heeft hij verduidelijkt dat hij geen reden ziet voor de hem aangeraden psychiatrische behandeling. Bij hem is schizofrenie vastgesteld, maar dat is gelogen.
4. Het Zorginstituut heeft zich achter de aangevallen uitspraak gesteld. Voor zover appellant zou hebben aangevoerd dat hem geen tweede boete mocht worden opgelegd omdat hij bezwaar heeft gemaakt en beroep heeft ingesteld tegen de eerste boete, heeft het Zorginstituut erop gewezen dat het maken van bezwaar en het instellen van beroep tegen het boetebesluit geen schorsende werking heeft. Het Zorginstituut heeft er verder op gewezen dat appellant sinds 2015 als gemoedsbezwaarde is erkend door de Svb.
5. De Raad oordeelt als volgt.
5.1.1.Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Zvw, zoals deze bepaling luidde ten tijde hier van belang, is degene die ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de daarop gebaseerde regelgeving van rechtswege verzekerd is, verplicht zich krachtens een zorgverzekering te verzekeren of te laten verzekeren tegen het in artikel 10 van de Zvw bedoelde risico.
5.1.2.Ingevolge artikel 9a, eerste lid, van de Zvw, gaat het Zorginstituut op basis van vergelijking van bij ministeriële regeling aan te wijzen bestanden na welke verzekeringsplichtigen in weerwil van hun verzekeringsplicht niet krachtens een zorgverzekering verzekerd zijn. Ingevolge artikel 9a, tweede lid, van de Zvw, zendt het Zorginstituut een verzekeringsplichtige als bedoeld in het eerste lid een schriftelijke aanmaning om zich binnen een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de datum van verzending van de aanmaning, alsnog op grond van zo'n verzekering te verzekeren of te laten verzekeren.
5.1.3.Ingevolge artikel 9b, eerste lid, van de Zvw, legt het Zorginstituut, indien een verzekeringsplichtige aan wie een aanmaning als bedoeld in artikel 9a is verzonden, niet binnen drie maanden na verzending daarvan verzekerd is, hem dan wel, indien de verzekeringsplichtige minderjarig is, degene die het gezag over hem uitoefent, een bestuurlijke boete op. Ingevolge artikel 9b, tweede lid, van de Zvw, is de hoogte van de boete gelijk aan driemaal de tot een maandbedrag herleide standaardpremie, bedoeld in de Wet op de zorgtoeslag. Ingevolge artikel 9b, vijfde lid, van de Zvw deelt het Zorginstituut tegelijk met de oplegging van de boete mee wat de gevolgen zullen zijn indien de verzekeringsplichtige niet binnen een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de dag van verzending van de beschikking tot oplegging van de boete, alsnog verzekerd zal zijn.
5.1.4.In artikel 5:2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder een bestraffende sanctie verstaan: een bestuurlijke sanctie voor zover deze beoogt de overtreder leed toe te voegen.
5.1.5.Ingevolge artikel 5:40 van de Awb wordt onder bestuurlijke boete verstaan: de bestraffende sanctie, inhoudende een onvoorwaardelijke verplichting tot betaling van een geldsom.
5.1.6.In artikel 5:41 van de Awb is bepaald dat het bestuursorgaan geen bestuurlijke boete oplegt voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten.