ECLI:NL:CRVB:2016:315

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 januari 2016
Publicatiedatum
27 januari 2016
Zaaknummer
13/2957 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ingangsdatum WAO-uitkering en beoordeling van psychisch onvermogen bij aanvraag

In deze zaak heeft appellante, die van 15 januari 1987 tot 1 oktober 2006 een WAO-uitkering ontving, hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uwv. Appellante had verzocht om herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid vanwege verslechtering van haar gezondheid. Het Uwv had haar een uitkering toegekend met ingang van 20 april 2011, maar appellante stelde dat zij vanaf 2007 volledig arbeidsongeschikt was door PTSS. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard.

De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep behandeld en vastgesteld dat het Uwv in een later besluit, gedateerd 12 augustus 2015, het bezwaar van appellante alsnog gegrond had verklaard en haar een uitkering had toegekend met ingang van 17 juni 2010. De Raad oordeelde dat de eerdere uitspraak van de rechtbank niet in stand kon blijven, omdat het Uwv het bestreden besluit niet langer handhaafde.

De Raad heeft vervolgens de ingangsdatum van de WAO-uitkering beoordeeld. Volgens de wet gaat een uitkering in op de dag dat aan de vereisten voor toekenning wordt voldaan, maar niet eerder dan één jaar voor de aanvraagdatum, tenzij er sprake is van een bijzonder geval. De Raad concludeerde dat er geen bijzonder geval was, omdat niet was gebleken dat appellante psychisch onvermogen had om eerder een aanvraag in te dienen. De Raad verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond en veroordeelde het Uwv in de proceskosten van appellante.

Uitspraak

13/2957 WAO, 15/8055 WAO
Datum uitspraak: 26 januari 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
23 april 2013, 12/255 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 14 mei 2014 heeft mr. R. Kaya, advocaat, zich als gemachtigde gesteld.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 januari 2015. Appellante is verschenen met bijstand van mr. Kaya. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. A.I. Damsma.
Na sluiting van het onderzoek is gebleken dat dit niet volledig is geweest. De Raad heeft het onderzoek heropend en een psychiater tot deskundige benoemd. Door de deskundige,
drs. D.W. Oppedijk is op 12 juni 2015 een rapport uitgebracht.
Het Uwv heeft vervolgens een nieuw besluit op bezwaar met bijlagen, gedateerd 12 augustus 2015, ingezonden. Appellante heeft beroepsgronden geformuleerd tegen dit besluit, waarop het Uwv heeft gereageerd.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat een verdere behandeling van de zaak ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante heeft van 15 januari 1987 tot 1 oktober 2006 als gevolg van klachten van depressieve aard ten gevolge van traumatische gebeurtenissen in haar jeugd een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangen, laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Op 17 juni 2011 heeft appellante het Uwv verzocht haar wederom in aanmerking te brengen voor een
WAO-uitkering omdat haar gezondheid verslechterd is.
1.2.
Bij besluit van 13 oktober 2011 heeft het Uwv, onder toepassing van artikel 43a van de WAO, aan appellante met ingang van 20 april 2011 een uitkering ingevolge de WAO toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit is bij besluit van 5 maart 2012 (bestreden besluit 1) ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit 1 ongegrond verklaard.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij als gevolg van PTSS zeker vanaf 2007 volledig arbeidsongeschikt is.
3.2.
Het Uwv heeft om bevestiging van de aangevallen uitspraak verzocht.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.
Bij het besluit van 12 augustus 2015 (bestreden besluit 2) heeft het Uwv het bezwaar tegen het besluit van 13 oktober 2011 alsnog gegrond verklaard, dat besluit herroepen en aan appellante met ingang van 17 juni 2010 een WAO-uitkering toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
4.1.2.
Nu vastgesteld moet worden dat het Uwv het door de rechtbank beoordeelde bestreden besluit 1 niet langer handhaaft, kan ook de aangevallen uitspraak niet in stand blijven. De aangevallen uitspraak zal worden vernietigd, het beroep tegen bestreden besluit 1 zal gegrond worden verklaard en dit besluit zal eveneens worden vernietigd.
4.1.3.
Het Uwv is met bestreden besluit 2 niet geheel tegemoet gekomen aan het bezwaar van appellante, zodat dit besluit, gelet op de artikelen 6:19 en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht, van rechtswege mede in de beoordeling wordt betrokken.
4.2.
In geschil is nog de ingangsdatum van de WAO-uitkering.
4.3.
Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de WAO gaat een arbeidsongeschiktheidsuitkering in op de dag met ingang waarvan aan de vereisten voor het recht op toekenning wordt voldaan. Op grond van het tweede lid van deze bepaling gaat de uitkering echter niet vroeger in dan één jaar voor de dag van aanvraag, tenzij sprake is van een bijzonder geval.
4.4.
Ingevolge vaste rechtspraak van de Raad (uitspraak van 17 september 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BN7819) is sprake van een bijzonder geval indien betrokkene ter zake van de late aanvraag redelijkerwijs geacht moet worden niet in verzuim te zijn geweest. Dat zal onder meer het geval zijn, indien de verzekerde - mede als gevolg van zijn medische situatie - het aan inzicht in de ernst, de aard en de duurzaamheid van zijn met name psychische problematiek heeft ontbroken en om die reden heeft nagelaten eerder een aanvraag in te dienen.
4.5.
Geoordeeld wordt dat zich ten aanzien van appellante geen bijzonder geval voordoet als hiervoor bedoeld. Uit de beschikbare gegevens is niet gebleken dat bij appellante sprake is geweest van (psychisch) onvermogen om eerder een aanvraag in te dienen. Appellante heeft immers zelf in mei/juni 2008 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank van 14 april 2008 betreffende de beëindiging van haar WAO-uitkering per 1 oktober 2006. Dit betekent dat het Uwv terecht heeft besloten dat de ingangsdatum van de WAO-uitkering van appellante 17 juni 2010 is, namelijk één jaar voor de indiening van haar aanvraag als bedoeld in artikel 43a van de WAO.
4.6.
Uit 4.5 volgt dat het beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond moet worden verklaard.
5. Gelet op 4.1.2 is er aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante, bestaande uit de kosten van rechtsbijstand in hoger beroep. De kosten worden begroot op € 1.240,- (indiening beroepschrift, bijwonen zitting en schriftelijke uiteenzetting) en op € 43,60 voor reiskosten in hoger beroep. Van voor vergoeding in aanmerking komende kosten in beroep en bezwaar is niet gebleken.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 5 maart 2012 gegrond;
  • vernietigt het besluit van 5 maart 2012;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 12 augustus 2015 ongegrond;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante in hoger beroep tot een bedrag van
€ 1.283,86;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 160,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2016.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) P. Boer

NK