ECLI:NL:CRVB:2016:3147
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten van woninginrichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die sinds 23 augustus 2013 een uitkering ontvangt op grond van de IOAW, had op 27 juni 2014 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van laminaat en het opknappen van wanden in zijn woning. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag op 2 juli 2014 afgewezen, en het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 16 oktober 2014 ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat de kosten van woninginrichting, zoals in dit geval, tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren en dat deze kosten in beginsel uit het inkomen moeten worden bestreden. Bijzondere bijstandsverlening is alleen mogelijk bij bijzondere omstandigheden, wat in dit geval niet aan de orde was. De Raad heeft vastgesteld dat de kosten waarvoor appellant bijstand vroeg, voorzienbaar waren en dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet voor deze kosten kon reserveren.
In hoger beroep heeft appellant zijn eerdere argumenten herhaald, maar de Raad heeft geen nieuwe redenen gevonden om de eerdere uitspraak van de rechtbank te betwisten. De Raad heeft de gronden van appellant als een herhaling van eerdere argumenten beschouwd en heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak dan ook bevestigd, waarmee de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand in stand blijft.