ECLI:NL:CRVB:2016:3145
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verplichting tot meewerken aan onderzoek naar arbeidsmogelijkheden
Op 23 augustus 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Appellant, die bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat er geen medische of andere redenen waren die de verplichting om mee te werken aan onderzoeken naar arbeidsinschakeling konden onderbouwen.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn eerdere argumenten, maar de Raad oordeelde dat hij geen nieuwe gegevens had overgelegd die zijn stelling dat hij om medische redenen niet in staat was om mee te werken aan het onderzoek konden onderbouwen. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank en stelde vast dat de beschikbare gegevens geen grond boden voor het oordeel dat appellant niet kon worden verplicht om mee te werken aan het onderzoek naar zijn arbeidsmogelijkheden.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door F. Hoogendijk, in tegenwoordigheid van S.W. Munneke als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.