ECLI:NL:CRVB:2016:311
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake terugvordering bijstandsuitkering en ontvankelijkheid bezwaren
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, die bijstandsuitkeringen ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had bezwaar gemaakt tegen besluiten van de Commissie Sociale Zekerheid van de gemeente Breda, die de bijstandsuitkeringen had herzien en terugvorderingen had ingesteld. De appellant stelde dat hij tijdig bezwaar had gemaakt, maar de Raad oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij binnen de bezwaartermijnen schriftelijk bezwaar had ingediend. De Commissie had meerdere malen contact met de appellant gehad en had hem acceptgirokaarten gestuurd om de vorderingen te voldoen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, die had geoordeeld dat de bezwaren van de appellant kennelijk niet-ontvankelijk waren verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De Raad concludeerde dat de gronden die de appellant in hoger beroep aanvoerde, in wezen herhalingen waren van zijn eerdere argumenten en dat deze niet voldoende waren om de uitspraak van de rechtbank te weerleggen. De Raad bevestigde de beslissing van de rechtbank en wees de verzoeken van de appellant af.