ECLI:NL:CRVB:2016:3086
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op een ZW-uitkering na medisch onderzoek en geschiktheid voor andere functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, die als algemeen medewerker bij een kermisbedrijf werkte, had zich ziek gemeld vanwege klachten aan zijn rechterheup en rechterelleboog. Hij ontving een Ziektewet (ZW) uitkering, maar na een medisch onderzoek door een verzekeringsarts werd vastgesteld dat hij met ingang van 1 maart 2015 geen recht meer had op deze uitkering. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit van het Uwv, dat de uitkering stopzette, was gebaseerd op een zorgvuldig medisch onderzoek en dat de appellant geschikt was voor andere functies, ondanks zijn beperkingen. De rechtbank vond de motivering van de arbeidsdeskundige voldoende om te concluderen dat de appellant in staat was om meer dan 65% van het maatmaninkomen te verdienen in andere functies.
In hoger beroep heeft de Raad de conclusies van de rechtbank onderschreven. De Raad oordeelde dat er geen nieuwe gezichtspunten naar voren waren gebracht die een ander oordeel rechtvaardigden. De Raad bevestigde dat de appellant per 1 maart 2015 geen recht meer had op een ZW-uitkering en dat het verzoek om een deskundige in te schakelen niet gehonoreerd werd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.