ECLI:NL:CRVB:2016:3074
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in het kader van ziekengeld en financiële situatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 augustus 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van verzoeker tegen de afwijzing van zijn verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv) dat hem met ingang van 8 juni 2015 geen recht meer op ziekengeld toekende. Verzoeker stelde dat hij in een onhoudbare financiële situatie verkeerde door het niet ontvangen van ziekengeld en vroeg om een voorschot van € 50.000,-. Tijdens de zitting op 25 juli 2016 heeft verzoeker zijn situatie toegelicht, waarbij hij onder andere verwees naar een hypotheekachterstand en andere schulden. Het Uwv heeft de aangevallen uitspraak verdedigd en gesteld dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in een onhoudbare financiële situatie verkeert. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat verzoeker niet voldoende spoedeisend belang heeft aangetoond voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij door het niet ontvangen van ziekengeld in een onhoudbare financiële situatie is geraakt, mede gezien het inkomen van zijn partner. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en geen proceskostenveroordeling uitgesproken.