1.3.In afwijking van het advies van de commissie voor bezwaarschriften, heeft het college bij besluit van 11 november 2011 (verzonden op 5 december 2014, bestreden besluit) het bezwaar tegen het besluit van 21 januari 2014 ongegrond verklaard. Aan de besluitvorming ligt ten grondslag dat voor kosten van orthodontie in beginsel geen bijzondere bijstand wordt toegekend. Het college heeft echter beleid om dit wel te doen. Hiervoor geldt dan wel dat, gelet op de artikelen 43 en 44 van de WWB, de kosten niet met terugwerkende kracht worden vergoed. Het college heeft beleid vastgesteld dat de kosten die meer dan drie maanden voor de melding zijn gemaakt niet meer worden vergoed. Aangezien appellanten zich op
28 november 2013 hebben gemeld voor het doen van een aanvraag, komen de gemaakte kosten van 27 augustus 2013 en eerder niet voor vergoeding in aanmerking.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellanten hebben zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij stellen zich op het standpunt dat er bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de gevraagde bijzondere bijstand met verdere terugwerkende kracht wordt verleend, dus ook voor de periode vóór 27 augustus 2013. Daartoe hebben zij aangevoerd dat zij in de veronderstelling verkeerden dat de kosten van orthodontie voor kinderen onder de 18 jaar volledig vergoed zouden worden door hun zorgverzekering. Dit bleek niet het geval te zijn omdat de zorgverzekering slechts 80% van de kosten voor orthodontie vergoedde en zij de kosten van de resterende 20% zelf dienden te voldoen. Appellanten hebben er alles aan gedaan om de kosten geheel zelf te voldoen. Pas toen dat niet lukte en zij in financiële problemen kwamen, hebben zij zich tot het college gewend om bijzondere bijstand aan te vragen. Voorts waren zij niet bekend met de beleidsregels, aangezien zij het Sociaal Journaal, waarin het beleid in 2012 is gepubliceerd, niet hebben ontvangen, omdat dit alleen naar bijstandsgerechtigden gestuurd wordt en zij geen algemene bijstand ontvangen. Tot slot stellen appellanten zich op het standpunt dat het college de hardheidsclausule had moeten toepassen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.Op grond van artikel 43, eerste lid, van de WWB stelt het college het recht op bijstand op schriftelijke aanvraag of, indien een schriftelijke aanvraag niet mogelijk is, ambtshalve vast.
4.1.2.Artikel 44, eerste lid, van de WWB bepaalt dat, indien door het college is vastgesteld dat recht op bijstand bestaat, de bijstand wordt toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voorzover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen.
4.1.3.Op grond van artikel 5, eerste lid, van de Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Weert 2014 (beleidsregels), voor zover hier van belang, komen kosten die zijn voldaan voor de meldingsdatum niet voor vergoeding in aanmerking tenzij:
a. de betaling van de kosten door belanghebbende zelf zijn verricht; en
b. de betaling voor de kosten niet langer dan drie maanden voor de meldingsdatum is verricht; en
c. de noodzaak van de gemaakte kosten nog vast te stellen is.
Op grond van het tweede lid komen onverminderd het eerste lid kosten die zijn ontstaan voor de meldingsdatum wel voor vergoeding in aanmerking tenzij de datum waarop de kosten zijn ontstaan langer dan drie maanden ligt voor de meldingsdatum.
4.1.4.Op grond van artikel 31 van de beleidsregels kan het college, onverminderd artikel 18, eerste lid, van de wet, in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in de beleidsregels indien strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden.