ECLI:NL:CRVB:2016:3069
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M. Hillen
- A. Stehouwer
- J.H.M. van de Ven
- Rechtspraak.nl
Intrekking bijstandsverlening op grond van onvoldoende concrete feiten en omstandigheden met betrekking tot sociale zekerheidsfraude
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarbij de intrekking van de bijstandsverlening aan appellant is gehandhaafd. Appellant ontving bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en werd uitgenodigd voor een gesprek in het kader van een onderzoek naar de rechtmatigheid van de verleende bijstand. Appellant is echter niet verschenen op de uitnodigingen en heeft geen bankafschriften overgelegd, wat leidde tot de intrekking van zijn bijstand. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college van burgemeester en wethouders van Winsum onvoldoende concrete feiten heeft gepresenteerd om het vermoeden van fraude te onderbouwen. De Raad stelt vast dat het college niet heeft aangetoond dat er reden was om bankafschriften over een periode van zes maanden te verlangen. Het niet verschijnen van appellant op de gesprekken is niet voldoende om te concluderen dat hij zijn inlichtingenverplichting niet is nagekomen. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak en verklaart het beroep gegrond, waardoor de intrekking van de bijstand onterecht is. Tevens wordt het college veroordeeld tot schadevergoeding aan appellant en tot vergoeding van de proceskosten.