ECLI:NL:CRVB:2016:3062
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E.W. Akkerman
- G.J. van Gendt
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na beoordeling geschiktheid voor eigen werk als operator
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant, die als operator werkte. Appellant meldde zich ziek op 5 maart 2014 met psychische klachten, terwijl hij op dat moment een uitkering ontving op grond van de Werkloosheidswet. Na een aantal bezoeken aan een verzekeringsarts, werd appellant per 13 januari 2015 geschikt geacht voor zijn eigen werk. Het Uwv beëindigde daarop zijn ziekengeld per dezelfde datum. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Gelderland verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat alle klachten van appellant op een deugdelijke manier waren betrokken bij de medische besluitvorming.
In hoger beroep voerde appellant aan dat de beslissing van het Uwv niet op een zorgvuldig onderzoek was gebaseerd, omdat de verzekeringsarts geen medisch dossier had opgevraagd. Het Uwv stelde echter dat er in hoger beroep geen nieuwe gronden waren ingediend die eerder niet waren behandeld. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant op 13 januari 2015 in staat moest worden geacht zijn eigen werk te verrichten. De Raad concludeerde dat het onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was en dat er geen aanwijzingen waren dat de beperkingen van appellant niet goed waren ingeschat. De gronden van het beroep waren een herhaling van eerdere argumenten en er waren geen nieuwe medische stukken ingediend die de beperkingen van appellant anders zouden onderbouwen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door voorzitter E.W. Akkerman, in tegenwoordigheid van griffier G.J. van Gendt, en werd openbaar uitgesproken op 10 augustus 2016.