ECLI:NL:CRVB:2016:3044

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 augustus 2016
Publicatiedatum
11 augustus 2016
Zaaknummer
14/5097 WWAJ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag uitkering Wet Wajong wegens gebrek aan medische gegevens

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland. De appellant had een uitkering op grond van de Wet Wajong aangevraagd, maar deze aanvraag werd afgewezen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) omdat er geen medische beoordeling mogelijk was voor de relevante periode van zijn 17e en 18e levensjaar. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had gehandeld, aangezien de appellant geen medische stukken had ingediend die betrekking hadden op die periode. De IQ-test die de appellant had ingediend, was niet representatief voor de situatie in die jaren.

De appellant voerde aan dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was en dat het Uwv ten onrechte had afgezien van aanvullend onderzoek. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank en het Uwv correct hadden gehandeld. De Raad concludeerde dat de appellant niet in staat was om zijn stellingen te onderbouwen, zoals het alcoholmisbruik op zijn 14e, en dat het gebrek aan relevante informatie voor zijn rekening kwam. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt het belang van het aanleveren van relevante medische gegevens bij aanvragen voor uitkeringen en de gevolgen van het ontbreken daarvan voor de beoordeling van dergelijke aanvragen.

Uitspraak

14/5097 WWAJ
Datum uitspraak: 10 augustus 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
14 juli 2014, 14/593 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.R. Ali, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juni 2016. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. W.J. Belder.

OVERWEGINGEN

1. Appellant is geboren [in] 1964. Op 27 mei 2013 heeft hij een uitkering op grond van de Wet Werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong) aangevraagd. Bij besluit van 2 juli 2013 is de aanvraag afgewezen omdat er geen medische beoordeling mogelijk is van de periode rond het 17e en 18e levensjaar.
2. Bij beslissing op bezwaar van 11 december 2013 is het bezwaar tegen het besluit van
2 juli 2013 ongegrond verklaard.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe is overwogen dat het betoog van appellant dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is geweest niet slaagt. Voor een minder strenge beoordeling van “laattijdige” aanvragen is aanleiding. De verzekeringsartsen hebben voorts met juistheid aangegeven dat de uitkomst van de IQ-test van mei 2013 niet één op één is door te trekken naar het 17e/18e levensjaar van appellant. Een IQ-test is een momentopname. Nu er in het geheel geen medische gegevens zijn die zien op de relevante periode heeft het Uwv op juiste gronden geconcludeerd dat er geen medische beoordeling (meer) mogelijk is. Het gaat hier om een (zeer) laattijdige aanvraag en het gebrek aan relevante informatie komt voor rekening en risico van appellant.
4.1.
Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat in de werkinstructie “Beoordeling laattijdige aanvragen Wet Wajong” staat dat het Uwv een pragmatische en efficiënte houding inneemt bij de beoordeling. Het verzekeringsgeneeskundige onderzoek voldoet hier niet aan. Daarnaast heeft het Uwv ten onrechte afgezien van een aanvullend psychiatrisch of psychologisch onderzoek. Ook de rechtbank is hieraan voorbij gegaan.
4.2.
Het Uwv heeft opgemerkt dat in het hoger beroepschrift geen nieuwe feiten en/of omstandigheden worden aangevoerd en heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen. Ter zitting van de Raad heeft de gemachtigde voorgelezen uit een keuringsrapport van het Ministerie van Defensie inzake de dienstplicht. Het stuk is afkomstig van een arts en hij stelt vast dat appellant niet kan lezen en schrijven, adipeus is en een slecht gebit heeft. Appellant is afgekeurd voor militaire dienstplicht.
5.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.2.
De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat het Uwv terecht de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet Wajong heeft afgewezen. Appellant heeft geen medische stukken ingebracht die betrekking hebben op de periode van zijn 17e en 18e jaar. De IQ-test heeft geen betrekking op die periode. Er valt niet uit op te maken of de situatie toen gelijk of anders was. Appellant is er niet in geslaagd zijn stellingen, bijvoorbeeld over het alcoholmisbruik op zijn 14e, te onderbouwen.
5.3.
De Raad kan appellant niet volgen in zijn stelling dat het onderzoek niet zorgvuldig is geweest of dat er in strijd met de werkinstructie is gehandeld. Evenals het Uwv en de rechtbank ziet de Raad geen aanleiding een deskundige te benomen. De hiervoor noodzakelijke twijfel aan de juistheid van de beoordeling ontbreekt.
5.4.
Het ter zitting voorgelezen keuringsrapport leidt de Raad niet tot een ander oordeel. Het slechte gebit, het overgewicht en het analfabetisme waren bij de verzekeringsartsen bekend. Niet duidelijk is wat de omvang van de klachten was zodat ook niet gezegd kan worden of en in hoeverre het beperkingen met zich mee brengt. De Raad begrijpt de moeilijke bewijsrechtelijke positie waarin appellant verkeert, maar zoals de rechtbank terecht opmerkte, komt dat voor zijn rekening en risico.
6. De overwegingen in 5.2 tot en met 5.4 leiden tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman als voorzitter, in tegenwoordigheid van
G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 augustus 2016.
(getekend) E.W. Akkerman
(getekend) G.J. van Gendt
GdJ