Uitspraak
mr. W. de Rooy-Bal.
OVERWEGINGEN
15 april 2014 van de behandelend psycholoog A.C.W. de Vries, aangevoerd dat de diagnose CVS is gesteld en dat in de FML alsnog daarmee verband houdende beperkingen moeten worden opgenomen. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft appellante een expertiserapport overgelegd van verzekeringsarts R.A. Hollander van 24 augustus 2015. Volgens deze arts volgt uit het protocol CVS dat er bij deze aandoening voor wat betreft de belastbaarheid aandachtspunten zijn voor van persoonlijk functioneren, fysieke belasting, fysieke omgevingseisen en werktijden. Hij acht het aannemelijk dat als gevolg van CVS en het lipoedeem voor appellante in alle rubrieken van de FML beperkingen moeten worden vastgelegd voor het verrichten van arbeid. Hij heeft dit weergegeven in een door hem opgestelde FML. In een aanvullend rapport van 10 juni 2016 heeft hij gesteld dat een urenbeperking op preventieve gronden aangewezen is.
27 november 2013 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt dat zij rekening hebben gehouden met het ziektebeeld van appellante, somatoforme stoornis dan wel CVS. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 27 november 2013 geconcludeerd dat in de FML van 21 juni 2013 de beperkingen van appellante juist zijn vastgelegd. Daartoe heeft hij gesteld dat de samenhang tussen de onderzoeksbevindingen van de verzekeringsarts en de beperkingen in de FML medisch gezien juist en voldoende inzichtelijk is. Anders dan appellante claimt kunnen meer beperkingen als gevolg van vermoeidheidsklachten niet worden geobjectiveerd.
27 juni 2016, gelezen in onderlinge samenhang met het verzekeringsgeneeskundig rapport van 10 april 2015, uiteengezet dat verzekeringsarts Hollander de nadruk legt op de aanwezigheid van CVS. Hij kan verzekeringsarts Hollander niet volgen in zijn standpunt dat in de FML van 21 juni 2013 te weinig beperkingen zijn opgenomen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verzekeringsarts Hollander de klachten van appellante, met al hun subjectieve kleuring en beleving, één op één als beperking overgenomen in de FML die onderdeel uitmaakt van zijn rapport van 28 augustus 2015. In de medische objectivering van de klachten van appellante is verzekeringsarts Hollander tekortgeschoten, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De claim dat een urenbeperking op preventieve gronden is aangewezen, is niet terecht omdat uit het dagverhaal blijkt dat appellante de hele dag in een gedoseerd tempo bezig is. Zij kan de taken rondom zorg, opvoeding en huishouden uitvoeren zonder overdag structureel te rusten of te slapen. Er is geen aanwijzing dat belasting in overeenstemming met de FML zal leiden tot een toename van de klachten.
21 juni 2013 moet worden aangevuld met extra beperkingen, waaronder een urenbeperking op preventieve gronden, blijkens zijn rapporten niet is gebaseerd op de bij zijn onderzoek van appellante gevonden afwijkingen, maar op een algemeen medisch inzicht dat personen bij wie CVS is vastgesteld verminderd belastbaar zijn op de gebieden persoonlijk functioneren, fysieke belasting, fysieke omgevingseisen en werktijden. Verzekeringsarts Hollander heeft in zijn rapporten niet inzichtelijk onderbouwd dat de vast te leggen extra beperkingen het objectief vast te stellen gevolg van CVS zijn. Hij heeft onvoldoende op individueel niveau bepaald of en in welke mate beperkingen aan de orde zijn door niet aan de hand van gegevens in het concrete geval te beoordelen of appellante medisch objectiveerbare beperkingen heeft voor het verrichten van arbeid. De verzekeringsarts bezwaar en beroep wordt gevolgd in zijn opvatting dat een urenbeperking op preventieve gronden niet van toepassing is, omdat onvoldoende vaststaat dat de aangegeven belasting zal leiden tot toename van klachten. Verzekeringsarts Holander heeft de door hem uitgesproken verwachting dat het verrichten van werkzaamheden bij appellant niet activerend zal werken, ontoereikend gemotiveerd, nu deze verwachting uitsluitend is gebaseerd op de anamnese en het dagverhaal van appellante. Uit zijn rapporten kan niet worden afgeleid op welke medische grond hij een urenbeperking van 10 uur per week noodzakelijk acht in het geval van appellante.