Uitspraak
OVERWEGINGEN
21 mei 2014.
29 juli 2014 melding heeft gemaakt van bij zijn onderzoek van appellante waargenomen significante houdingsafwijkingen, waaronder een sterk verdiepte lumbale lordose, een versterkte thoracale kyfose en een verdiepte cervicale lordose, die de verzekeringsarts van het Uwv bij zijn onderzoek van appellante op 14 januari 2014 heeft gemist. Appellante heeft gelijk dat in het rapport van de verzekeringsarts van 14 januari 2014 onder de onderzoeksbevindingen staat vermeld dat bij appellante sprake is van een normale lordosestand (nek/cervicale wervelkolom) en van een normale lumbale lordose- en thoracale kyfosestand (thoracolumbale wervelkolom).
29 april 2016, waarin de bevindingen bij een eenmalig bezoek van appellante aan de polikliniek orthopedie op 30 juli 2014 zijn beschreven. Uit deze brief blijkt dat bij onderzoek van de wervelkolom een licht versterkte kyfose is gezien in het thoracale gebied bij een rechte en soepele rug, zonder neurologische uitvalsverschijnselen. Het verrichte röntgenonderzoek heeft eveneens de wat versterkte thoracale kyfose getoond. Daarbij is beschreven dat het lijkt te gaan om een surmenageklacht van de lange rug- en nekmusculatuur en dat appellante is verwezen naar een mensendiecktherapeut voor houdings- en stabiliteitsoefeningen.
14 januari 2014 geen onjuist beeld is gegeven van de belastbaarheid van appellante. Dat betekent dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.