ECLI:NL:CRVB:2016:3
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor studiekosten en inrichtingskosten in het kader van de WWB
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, die sinds 23 juli 2013 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor inrichtingskosten, schulden en studiekosten. Het college van burgemeester en wethouders van Arnhem had de aanvraag voor de studiekosten afgewezen, omdat deze niet noodzakelijk zouden zijn volgens artikel 35 van de WWB. De rechtbank had het beroep van de appellant gegrond verklaard voor de inrichtingskosten, maar het college had in hoger beroep de afwijzing van de studiekosten gehandhaafd.
Tijdens de zitting heeft het college aangegeven dat de bijzondere bijstand voor inrichtingskosten alsnog om niet zal worden toegekend, wat betekent dat het hoger beroep slaagt voor dit onderdeel. De Raad heeft geoordeeld dat de studiekosten niet als noodzakelijk kunnen worden aangemerkt, ondanks de argumenten van de appellant dat de studie zijn kansen op de arbeidsmarkt zou verbeteren. De Raad heeft geconcludeerd dat de wens van de appellant om zich te ontwikkelen niet voldoende is om de studiekosten als noodzakelijk te beschouwen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak vernietigd voor wat betreft de inrichtingskosten en bepaald dat het college aan de appellant bijzondere bijstand voor inrichtingskosten toekent tot een bedrag van € 3.160,-. Voor de studiekosten is de eerdere beslissing van het college bevestigd. Daarnaast is het college veroordeeld in de proceskosten van de appellant tot een bedrag van € 23,80.