ECLI:NL:CRVB:2016:2991
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag arbeidsongeschiktheidsuitkering door het Uwv wegens onvoldoende onderbouwing
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die in Marokko woont, had een aanvraag ingediend voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering, gebaseerd op werkzaamheden die hij in Nederland had verricht van 1973 tot 1981. Echter, de appellant heeft niet voldoende bewijs geleverd om zijn aanvraag te onderbouwen. Hij heeft niet aangegeven wanneer hij ziek is geworden en heeft geen medische stukken overgelegd ter ondersteuning van zijn verzoek. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze gegevens ook niet in zijn administratie kunnen vinden. Hierdoor heeft het Uwv terecht besloten om de aanvraag niet verder in behandeling te nemen.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van het Uwv niet-ontvankelijk verklaard, omdat de appellant het griffierecht niet had betaald. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de rechtbank dit niet had mogen doen, aangezien de appellant had aangegeven dat hij geen financiële middelen had om het griffierecht te betalen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij hij de zaak zonder terugwijzing heeft afgedaan. De Raad concludeerde dat de appellant onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn aanvraag en dat het Uwv terecht had gehandeld door de aanvraag niet verder te behandelen.