ECLI:NL:CRVB:2016:2961

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 augustus 2016
Publicatiedatum
3 augustus 2016
Zaaknummer
15/4571 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake financiële tegemoetkoming verhuiskosten op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning

Op 3 augustus 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De zaak betreft een financiële tegemoetkoming in de verhuiskosten op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). Appellant had bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit van 23 mei 2013, waarin hem een bedrag van € 2.784,- was toegekend voor verhuiskosten en stofferingskosten. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat appellant zelf verantwoordelijk is voor de keuze van de stoffering binnen het hem ter beschikking gestelde budget.

In hoger beroep stelde appellant dat hij lijdt aan een ernstige allergie, waardoor hij afhankelijk is van hypoallergene stoffering, die duurder is dan reguliere stoffering. Hij betoogde dat het toegekende bedrag niet toereikend is voor deze specifieke behoefte. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij als gevolg van zijn allergie is aangewezen op hypoallergene stoffering. Bovendien werd vastgesteld dat het toegekende bedrag voldoende is voor de aanschaf van de benodigde stoffering.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door D.S. de Vries, in aanwezigheid van griffier B. Dogan, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

15/4571 WMO
Datum uitspraak: 3 augustus 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
19 mei 2015, 13/4256 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. drs. A.H.J. de Kort, advocaat, hoger beroep ingesteld en een aanvullend stuk ingediend.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2016. Appellant en mr. drs. De Kort zijn met bericht niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. I. Plaisier.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij beslissing op bezwaar van 23 mei 2013 (bestreden besluit) heeft het college, onder gegrondverklaring van het bezwaar, aan appellant een financiële tegemoetkoming in de verhuiskosten op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning toegekend van € 2.784,-. Deze tegemoetkoming bestaat uit een forfaitair bedrag van € 1.000,- voor verhuiskosten en een bedrag voor stofferingskosten op basis van zes personen van € 1.784,-.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft, voor zover van belang, overwogen dat uit een door appellant overgelegd medisch advies van GGD-arts S. Spanjersberg van 7 november 2011 blijkt dat de woning van appellant enkel stofarm en vochtvrij moet zijn. Het is aan appellant om binnen het hem ter beschikking gestelde budget stoffering te kiezen die hierbij passend is.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellant heeft zich op het standpunt gesteld dat hij lijdt aan een ernstige allergie waardoor hij is aangewezen op hypoallergene stoffering. De kosten hiervan zijn hoger dan van normale, niet-hypoallergene stoffering. He toegekende budget is daarom ontoereikend.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat appellant lijdt aan een allergie voor boompollen en huisstofmijt.
4.2.
Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij als gevolg van zijn allergie is aangewezen op hypoallergene stoffering. Voor zover de noodzaak tot dit type stoffering al zou bestaan, heeft appellant evenmin aannemelijk gemaakt dat het toegekende bedrag niet toereikend is voor de aanschaf hiervan. Tot slot is ook anderszins niet gebleken van omstandigheden die maken dat de financiële tegemoetkoming ontoereikend moet worden geacht.
4.3.
Hieruit volgt dat de rechtbank met juistheid heeft overwogen dat het college terecht een financiële tegemoetkoming van € 2.784,- aan appellant heeft toegekend. Het hoger beroep slaagt niet en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.S. de Vries, in tegenwoordigheid van B. Dogan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2016.
(getekend) D.S. de Vries
(getekend) B. Dogan

SS