Uitspraak
19 mei 2015, 13/4256 (aangevallen uitspraak)
mr. I. Plaisier.
Centrale Raad van Beroep
Op 3 augustus 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De zaak betreft een financiële tegemoetkoming in de verhuiskosten op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). Appellant had bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit van 23 mei 2013, waarin hem een bedrag van € 2.784,- was toegekend voor verhuiskosten en stofferingskosten. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat appellant zelf verantwoordelijk is voor de keuze van de stoffering binnen het hem ter beschikking gestelde budget.
In hoger beroep stelde appellant dat hij lijdt aan een ernstige allergie, waardoor hij afhankelijk is van hypoallergene stoffering, die duurder is dan reguliere stoffering. Hij betoogde dat het toegekende bedrag niet toereikend is voor deze specifieke behoefte. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij als gevolg van zijn allergie is aangewezen op hypoallergene stoffering. Bovendien werd vastgesteld dat het toegekende bedrag voldoende is voor de aanschaf van de benodigde stoffering.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door D.S. de Vries, in aanwezigheid van griffier B. Dogan, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.