ECLI:NL:CRVB:2016:2950
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking persoonsgebonden budget en terugvordering door college van burgemeester en wethouders van Amsterdam
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 augustus 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellant had een persoonsgebonden budget (pgb) ontvangen voor hulp bij het huishouden, maar heeft dit budget niet volgens de geldende regels verantwoord. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft het pgb voor 2013 ingetrokken en een bedrag van € 2.272,86 teruggevorderd, omdat appellant contante betalingen had gedaan aan zijn zorgverlener, wat niet was toegestaan volgens de regels. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat appellant niet had voldaan aan zijn verantwoordingsplicht en dat het college bevoegd was om het pgb in te trekken. De Raad benadrukte dat de regels omtrent de verantwoording van het pgb duidelijk waren en dat appellant op de hoogte had kunnen zijn van deze regels. De Raad verwierp ook het beroep van appellant op de hardheidsclausule, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de regels rechtvaardigden. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor zorgvuldige verantwoording van ontvangen budgetten en de gevolgen van het niet naleven van deze regels.