ECLI:NL:CRVB:2016:2949
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake studiefinanciering en woonadres appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 augustus 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Appellant had eerder studiefinanciering ontvangen, maar deze werd herzien op basis van een controle op zijn woonadres. De minister concludeerde dat appellant niet op het adres stond ingeschreven, wat leidde tot terugvordering van te veel betaalde studiefinanciering en een boete. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van de minister ongegrond verklaard, en appellant ging in hoger beroep.
De Raad oordeelde dat de minister zijn standpunt kon baseren op de bevindingen van de controle op 9 oktober 2013. Er waren geen specifieke, tot appellant herleidbare zaken aangetroffen op het adres, wat de conclusie van de minister ondersteunde. De verklaringen van de hoofdbewoner en appellant waren tegenstrijdig, en de Raad hechtte geen waarde aan de verklaringen die de woonomstandigheden van appellant zouden bevestigen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de minister terecht gebruik had gemaakt van zijn bevoegdheid om een boete op te leggen. Appellant had onvoldoende bewijs geleverd om de conclusies van de minister te weerleggen.
De uitspraak bevestigt de noodzaak voor duidelijke bewijsvoering in zaken van studiefinanciering en de gevolgen van het niet kunnen aantonen van woonadres.