In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Amsterdam. De appellanten, die aanvragen hadden ingediend voor continuering van opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), waren in eerste instantie niet-ontvankelijk verklaard door de rechtbank. De Raad oordeelde dat het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam niet tijdig had beslist op de aanvragen van de appellanten en dat de rechtbank niet bevoegd was om over de bestreden besluiten te oordelen. De Raad heeft vastgesteld dat het college onverwijld mededeling had moeten doen van de primaire besluiten en de bezwaren naar de Raad had moeten doorsturen. De Raad heeft de aangevallen uitspraken van de rechtbank vernietigd, behoudens voor zover het beroep van appellant 2 tegen het bestreden besluit 4 ongegrond was verklaard. Tevens zijn de bestreden besluiten 1, 2 en 3 vernietigd. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van bestuursorganen bij het niet tijdig nemen van besluiten en de gevolgen daarvan voor de rechtsgang.