ECLI:NL:CRVB:2016:2892
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- P. Vrolijk
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van onverschuldigd betaalde WAO-uitkering en rechtszekerheid bij besluitvorming door het Uwv
In deze zaak gaat het om de terugvordering van onverschuldigd betaalde WAO-uitkering aan appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant ontvangt sinds 16 augustus 2004 een WAO-uitkering, die aanvankelijk was vastgesteld op 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid. Echter, na een herbeoordeling in 2012 werd de mate van arbeidsongeschiktheid definitief vastgesteld op 15 tot 25%, wat leidde tot een terugvordering van een bedrag van € 33.825,87 over de periode van 1 januari 2010 tot 1 februari 2012. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze terugvordering, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond.
De rechtbank Overijssel heeft in een eerdere uitspraak het besluit van het Uwv vernietigd, omdat het niet op de juiste wijze bekend was gemaakt. Het Uwv heeft vervolgens een nieuw besluit genomen, dat inhoudelijk gelijk was aan het eerdere besluit, maar met een andere datum. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat dit in strijd is met de rechtszekerheid en dat hij hierdoor in zijn belangen is geschaad. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat het Uwv het nieuwe besluit op de juiste wijze heeft bekendgemaakt en dat er geen sprake is van een herhaling van het eerdere besluit. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt.