ECLI:NL:CRVB:2016:2871
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Beuker-Tilstra
- M.T. Boerlage
- J.Th. Wolleswinkel
- Rechtspraak.nl
Herziening van afwijzing aanvraag buitengewoon pensioen op basis van nieuwe feiten
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1924, een aanvraag ingediend voor een buitengewoon pensioen op grond van de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945 (Wbp). De aanvraag werd in 1987 afgewezen, omdat de Centrale Hoofdbestuurscommissie van de Stichting 1940-1945 niet kon vaststellen dat appellant tot de deelnemers aan het verzet behoorde. Appellant heeft sindsdien meerdere keren geprobeerd deze afwijzing te herzien, maar telkens zonder succes. In 2015 diende hij opnieuw een verzoek in, ditmaal met een vonnis van het Oberlandesgericht Dresden als nieuw stuk. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen relevante nieuwe feiten of gegevens waren die aanleiding gaven om de eerdere besluiten te herzien.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het door appellant overgelegde vonnis niet in een nieuw licht op de eerdere afwijzingen werpt. De Raad oordeelt dat, hoewel het vonnis aantoont dat appellant zich herhaaldelijk negatief heeft uitgelaten over de Duitse bezetter, dit niet voldoende is om te spreken van verzet in de zin van de Wbp. De Raad benadrukt dat de discretionaire bevoegdheid van verweerder om besluiten te herzien met terughoudendheid moet worden getoetst. Aangezien appellant geen nieuwe feiten heeft aangedragen die de eerdere besluiten in een nieuw licht plaatsen, verklaart de Raad het beroep ongegrond.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in het openbaar hebben uitgesproken. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de Raad bevestigt de afwijzing van het verzoek om herziening.