ECLI:NL:CRVB:2016:287

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 januari 2016
Publicatiedatum
22 januari 2016
Zaaknummer
13-4220 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning loongerelateerde WGA-uitkering en geschiktheid van functies in verband met medische beperkingen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering aan belanghebbende, die als voorman/elektromonteur werkzaam was. Belanghebbende viel op 26 oktober 2009 uit voor zijn werk door hartklachten en vroeg op 5 juni 2011 een WIA-uitkering aan. Het Uwv weigerde deze uitkering aanvankelijk, maar na bezwaar werd de uitkering alsnog toegekend. Appellante, de werkgever van belanghebbende, ging in beroep tegen deze beslissing, waarbij de rechtbank Den Haag de medische beoordeling van het Uwv als zorgvuldig beschouwde. De Centrale Raad bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de verzekeringsarts voldoende gemotiveerd had waarom de beperkingen van belanghebbende, met betrekking tot hoge werkdruk en fysiek zware werkzaamheden, niet konden worden opgeheven. De Raad concludeerde dat de arbeidsdeskundige terecht had vastgesteld dat de functie van voorman niet geschikt was voor belanghebbende, gezien de stressvolle omstandigheden van de functie. De Raad oordeelde dat er geen nieuwe medische gegevens waren die de eerdere conclusies konden ondermijnen, en bevestigde de beslissing van de rechtbank dat de WIA-uitkering terecht was toegekend.

Uitspraak

13/4220 WIA
Datum uitspraak: 22 januari 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 10 juli 2013, 12/8672 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante B.V.] te [vestigingsplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Aan het geding heeft als partij deelgenomen [belanghebbende] (belanghebbende)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft [L], algemeen directeur, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft, bij gemachtigde, mr. O. Labordus, desgevraagd meegedeeld aan het geding deel te willen nemen en een zienswijze ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2015. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door [R], directeur, [N], personeelsfunctionaris, [H], medisch adviseur en [V], arbeidsdeskundige. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs J.C. van Beek. Belanghebbende is verschenen, bijgestaan door mr. Labordus.

OVERWEGINGEN

1.1.
De Raad gaat uit van de feiten die de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft vermeld en volstaat hier met het volgende. Belanghebbende was werkzaam als voorman/elektromonteur bij appellante voor 38 uur per week. Op 26 oktober 2009 viel hij uit voor zijn werk met hartklachten. Op 5 juni 2011 heeft belanghebbende een uitkering aangevraagd op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.2.
Bij besluit van 1 augustus 2011 heeft het Uwv na een medisch en arbeidskundig onderzoek vastgesteld dat belanghebbende met ingang van 24 oktober 2011 geen recht heeft op een WIA-uitkering.
1.3.
In bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 7 maart 2012 geconcludeerd dat de beperkingen juist zijn vastgesteld, met uitzondering van een correctie op onderdeel 3.9 van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) vanwege een allergie voor graspollen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep acht appellant in staat voltijds werkzaamheden te verrichten in fysiek niet te zwaar werk zonder hoge werkdruk met frequente deadlines en productiepieken. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep acht de geselecteerde functies geschikt voor belanghebbende en heeft ingestemd met de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op minder dan 35% arbeidsongeschikt. Het bezwaar van belanghebbende tegen dit besluit is bij besluit van 27 maart 2012 ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 27 maart 2012. Aan de hand van de FML van 7 maart 2012 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de voor belanghebbende geselecteerde functies, te weten: opzichter, transportplanner, technisch inkoper, commercieel administratief medewerker en de reserve functies samensteller metaalwaren heroverwogen. Uit het rapport van 16 juli 2012 blijkt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de functies opzichter en transportplanner niet langer geschikt acht voor belanghebbende omdat daarin te veel deadlines en productiepieken voorkomen. Op basis daarvan heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep het verlies aan verdienvermogen vastgesteld op 42,57%.
1.5.
Bij besluit van 23 juli 2012 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van belanghebbende alsnog gegrond verklaard en hem met ingang van 24 oktober 2011 een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet WIA toegekend. Belanghebbende heeft vervolgens zijn beroep ingetrokken.
1.6.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en belanghebbende heeft als derde-partij aan het geding deel genomen.
2.1.
Bij de aangevallen uitspraak is het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank is de medische beoordeling op zorgvuldige wijze tot stand gekomen. Er zijn geen aanknopingspunten op grond waarvan moet worden geconcludeerd dat in de FML de beperkingen van belanghebbende niet juist zijn vastgelegd. De stelling van medisch adviseur Hermans dat niet goed te begrijpen is waarom belanghebbende beperkt is geacht in persoonlijk en sociaal functioneren is niet onderbouwd met medische gegevens. De brief van Hermans van 14 december 2012 geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding om het standpunt over de belastbaarheid van belanghebbende te wijzigen. In zijn rapport van 10 januari 2013 concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat op grond van de bij de fietsproeven bij de cardioloog en longarts gemeten prestaties niet gezegd kan worden dat belanghebbende voor zijn leeftijd geen uitstekende inspanningstolerantie heeft, maar dat het gelet op de belaste cardiale voorgeschiedenis niet onredelijk is om te stellen dat belanghebbende niet blootgesteld moet worden aan een continu hoge werkdruk met frequente deadlines/productiepieken en dat hij geen extreem fysiek zware werkzaamheden moet verrichten. De rechtbank heeft geen grond om te twijfelen aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Wat appellante in haar brief van 18 februari 2013 heeft gesteld, leidt niet tot een ander oordeel omdat daarin weliswaar wordt uiteengezet welk afwijkend oordeel de door haar ingeschakelde arts heeft, maar de rechtbank daarin geen grond ziet om het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep voor onjuist te houden.
2.2.
Mede in het licht van de door appellante gestelde twijfels over de juistheid van het bestreden besluit, met name over de vraag waarom het Uwv de bij de schatting gebruikte functies opzichter en transportplanner alsnog heeft laten vervallen enerzijds en de vraag over de eigen werkzaamheden van belanghebbende anderzijds, hebben partijen zich desgevraagd hierover nader uitgelaten. Alles overziende is de rechtbank van oordeel dat met name uit de brief van 4 maart 2013 is af te leiden dat belanghebbende anderen in de uitvoering van hun werk moest aansturen en hij gelijk heeft met zijn claim dat in zijn werk sprake was van leidinggevende aspecten. Hiervan uitgaande is de rechtbank van oordeel dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op goede gronden het standpunt heeft ingenomen dat aan het verrichten van eigen werk in de functie voorman electromonteur stress is verbonden en dat daarom dat werk niet langer geschikt is te achten. Dat appellante in haar reactie van
13 maart 2013 heeft gewezen op de omstandigheid dat belanghebbende in het verrichten van zijn werkzaamheden nog een bedrijfsleider boven zich had, maakt het een en ander niet anders. De rechtbank concludeert dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep belanghebbende terecht ongeschikt heeft geacht voor zijn eigen werk en uitsluitend functies geschikt heeft bevonden waarin deadlines en productiepieken niet aan de orde zijn. Belanghebbende wordt geschikt geacht voor de functies technisch inkoper, commercieel administratief medewerker en samensteller metaalwaren. Op basis van deze functies is het verlies aan verdiencapaciteit 42,57 %, waarmee het Uwv belanghebbende terecht een
WIA-uitkering heeft toegekend.
3.1.
In hoger beroep heeft appellante zich op het standpunt gesteld dat de medische belastbaarheid van belanghebbende is onderschat. Uit de onderzoeksgegevens van de cardioloog en longarts blijkt dat belanghebbende een voor zijn leeftijd uitstekende inspanningstolerantie heeft, zodat belanghebbende in staat is om zowel het eigen werk van aankomend voorman elektromonteur als de aanvankelijk voor de schatting gebruikte functies van opzichter en transportplanner te verrichten. Appellante verzoekt de Raad om een deskundige te benoemen. Met betrekking tot de arbeidskundige aspecten voert appellante aan dat de rechtbank ten onrechte niet is ingegaan op het standpunt van de arbeidsdeskundige
[V] in de memo van 11 februari 2013 dat er meer functies geschikt zijn voor belanghebbende. Verder voert appellante aan dat belanghebbende geen voorman, maar aankomend voorman was en het werk van belanghebbende op papier leidinggevende aspecten bevatte, maar dat daarvan in de praktijk geen sprake was.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht om bevestiging van de de aangevallen uitspraak.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In hoger beroep heeft appellante de in beroep naar voren gebrachte gronden en argumenten in essentie herhaald. Deze hebben de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neerlegde gemotiveerde oordeel van de rechtbank. Appellante heeft in hoger beroep geen medische stukken overgelegd die nieuw licht op de zaak werpen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar aanleiding van het beroep van appellante in de rapporten van 28 november 2012 en 10 januari 2013 nader gemotiveerd waarom er, ondanks de goede inspanningstolerantie van belanghebbende, geen aanleiding is om de aangenomen beperkingen ten aanzien van een hoge werkdruk met frequente deadlines en productiepieken en ten aanzien van extreem fysiek zware werkzaamheden te laten vervallen. Deze motivering wordt onderschreven. Het dossier bevat voldoende medische gegevens waar de verzekeringsartsen hun oordeel op hebben kunnen baseren. Er zijn geen aanknopingspunten voor twijfel aan de medische grondslag als basis van het bestreden besluit. Daarom is er geen noodzaak om een deskundige in te schakelen.
4.2.
Terecht heeft de rechtbank geoordeeld dat in het eigen werk van (aankomend) voorman elektrotechniek van belanghebbende sprake was van leidinggevende aspecten. Uit de in de beroepsprocedure door belanghebbende overgelegde brief van 29 november 2006 blijkt dat belanghebbende met ingang van 1 januari 2007 als aankomend voorman elektromonteur werkzaam is en dat hij in die functie leiding geeft aan drie tot vijf monteurs, de bedrijfsleider ondersteunt en tevens leermeester is voor de leerlingmonteurs. Ook uit de door appellante in de beroepsprocedure overgelegde functie-omschrijving van voorman elektrotechniek kan worden opgemaakt dat de functie leidinggevende aspecten bevat. Dat belanghebbende in zijn werkzaamheden nog een bedrijfsleider boven zich had, maakt dit niet anders. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 23 januari 2013 daarnaast inzichtelijk gemotiveerd dat deze functie niet passend is vanwege de regelmatig voorkomende deadlines.
4.3.
In het rapport van 23 januari 2013 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voorts uitgebreid gemotiveerd dat de functies van opzichter (SBC-code 467180) en transportplanner (SBC-484010) vanwege de zeer regelmatig voorkomende deadlines en productiepieken niet geschikt zijn voor belanghebbende en alsnog dienden te vervallen. Op basis daarvan is aannemelijk dat de geselecteerde functies niet geschikt zijn voor belanghebbende.
5. Uit de overwegingen 4.1 tot en met 4.3 volgt dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.E. Bakker als voorzitter en G. van Zeben-de Vries en
P. Vrolijk als leden, in tegenwoordigheid van D. van Wijk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2016.
(getekend) R.E. Bakker
(getekend) D. van Wijk

IJ