ECLI:NL:CRVB:2016:2868
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Beuker-Tilstra
- M.T. Boerlage
- J.Th. Wolleswinkel
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om vergoeding van kosten voor verzorging en verhuizing naar verzorgingshuis in Israël
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 juli 2016 uitspraak gedaan in het geschil tussen appellanten, een echtpaar dat in Israël woont, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Appellanten hebben beroep ingesteld tegen de besluiten van verweerder van 3 november 2014, waarin hun verzoek om vergoeding van kosten voor inkoop en verzorging in een Nederlands verzorgingshuis in Israël, evenals de verhuis- en inrichtingskosten, werd afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het ontbreken van een medische noodzaak voor de verhuizing.
De Raad heeft vastgesteld dat appellanten, geboren in 1939 en 1938, eerder erkend zijn als slachtoffers van oorlogsgeweld in het kader van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). Hoewel hun psychische klachten als gevolg van oorlogservaringen zijn erkend, werd geen causaal verband vastgesteld voor hun fysieke klachten. Appellanten hadden in 2013 verzocht om vergoeding van kosten voor hun verhuizing naar een verzorgingshuis in Israël, maar dit verzoek werd afgewezen omdat er geen medische noodzaak voor de verhuizing aanwezig was.
Tijdens de zitting op 16 juni 2016 is de zaak behandeld, waarbij appellanten en hun getuige-deskundige, psychiater dr. K.M.J. Mengelberg, aanwezig waren. De Raad heeft de medische gegevens en adviezen van geneeskundig adviseurs in overweging genomen. Ondanks de gevoelens van onveiligheid en de keuze van appellanten om dichter bij hun dochters in Israël te wonen, concludeerde de Raad dat er geen medische noodzaak was voor opname in een verzorgingshuis. De kosten van verhuizing en herinrichting werden eveneens niet voor vergoeding in aanmerking gebracht.
De Centrale Raad van Beroep heeft de beroepen van appellanten ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter A. Beuker-Tilstra en de leden M.T. Boerlage en J.Th. Wolleswinkel, in aanwezigheid van griffier C. Moustaïne.