ECLI:NL:CRVB:2016:2853
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- M. ter Brugge
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens verzwegen vermogen in Marokko
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkeringen aan appellant en zijn echtgenote, die sinds 8 oktober 2009 bijstand ontvingen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De bijstand werd beëindigd op 1 juli 2010, waarna appellant en zijn echtgenote een inkomensvoorziening kregen. In 2013 werd echter ontdekt dat appellant een woning en bankrekening in Marokko had verzwegen, wat leidde tot een onderzoek door de gemeente Den Haag. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellant de inlichtingenverplichting heeft geschonden door deze vermogensbestanddelen niet te melden. De Raad bevestigt dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen, omdat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij recht had op bijstand. De rechtbank had eerder de boete van het college vernietigd, maar de Raad oordeelt dat de boete moet worden vastgesteld op 50% van het teruggevorderde bedrag over een bepaalde periode, omdat appellant niet tijdig aan zijn inlichtingenverplichting voldeed. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank voor wat betreft de boete en bevestigt de overige beslissingen.