ECLI:NL:CRVB:2016:2831
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vergoeding van kosten bezwaar en reiskosten in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarbij appellanten, die bijstand ontvingen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), bezwaar maakten tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Peel en Maas. Het college had op 5 januari 2012 de bijstand van appellanten opgeschort omdat zij verzuimd hadden om tijdig gevraagde gegevens te overleggen. Na een uitspraak van de voorzieningenrechter op 16 januari 2012, die oordeelde dat appellanten een nieuwe hersteltermijn kregen, werd de opschorting opgeheven en de bijstand met terugwerkende kracht hervat. Appellanten maakten vervolgens bezwaar tegen het uitblijven van een bevestiging van het college dat het besluit van 5 januari 2012 zou worden ingetrokken en vroegen om vergoeding van reiskosten en andere kosten in verband met hun bezwaar. Het college verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk en kende slechts een vergoeding voor rechtsbijstand toe.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellanten tegen dit besluit ongegrond. In hoger beroep stelden appellanten dat het college ten onrechte geen reiskostenvergoeding had toegekend. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college inderdaad niet tijdig had beslist op het verzoek om vergoeding van kosten en dat appellanten recht hadden op een vergoeding van hun reiskosten in verband met de hoorzitting. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep gegrond, waarbij het college werd veroordeeld tot vergoeding van de gemaakte reiskosten en de kosten in bezwaar en hoger beroep.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door het college en de rechten van appellanten op vergoeding van gemaakte kosten in het kader van bezwaarprocedures.