ECLI:NL:CRVB:2016:2826
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsverlening wegens niet-naleving inschrijvingsplicht in de GBA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant ontving sinds 22 juni 2012 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), maar had geen vast verblijfadres. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had de bijstand van de appellant opgeschort en later ingetrokken omdat hij niet voldeed aan de inschrijvingsplicht in de gemeentelijke basisadministratie (GBA). De appellant stelde dat hij niet op de hoogte was van de aan hem opgelegde zoektermijn en dat hij de relevante brieven niet had ontvangen. De Raad oordeelde dat het college aannemelijk had gemaakt dat de brieven naar het juiste adres waren verzonden en dat de appellant niet had aangetoond dat hij deze niet had ontvangen. De Raad bevestigde dat controleerbare gegevens over de feitelijke woon- en verblijfplaats essentieel zijn voor het recht op bijstand. De Raad verleende de appellant vrijstelling van het griffierecht, maar oordeelde dat de intrekking van de bijstand rechtmatig was omdat de appellant niet binnen de gestelde termijn zijn verblijfadres had doorgegeven. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.