ECLI:NL:CRVB:2016:2825
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Geen bijstand met terugwerkende kracht; bijstand vanaf datum melding zonder bijzondere omstandigheden
Op 26 juli 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen het college van burgemeester en wethouders van Stichtse Vecht. De zaak betreft een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 2 september 2015, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van het college ongegrond werd verklaard. Appellant had zich op 7 februari 2014 gemeld voor bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) en verzocht om bijstand met terugwerkende kracht vanaf oktober 2013, omdat hij vanaf die maand geen inkomen meer had. Het college verleende bijstand vanaf de datum van melding, maar verklaarde het bezwaar tegen de ingangsdatum ongegrond, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigden.
De Raad overwoog dat volgens artikel 44 van de WWB bijstand wordt toegekend vanaf de dag van de melding om bijstand aan te vragen, tenzij er op die dag nog geen recht op bijstand bestaat. Appellant had zich op 3 oktober 2013 gemeld bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) en was op 16 oktober 2013 ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie. De Raad oordeelde dat appellant niet tijdig een aanvraag om bijstand had ingediend, omdat hij pas op 7 februari 2014 een aanvraag deed. Appellant stelde dat de late indiening niet verwijtbaar was, maar de Raad oordeelde dat hij zich eerder had moeten melden bij het college, vooral na zijn inschrijving in de GBA.
De Raad concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat het college bijstand met terugwerkende kracht had moeten verlenen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door A.B.J. van der Ham, in tegenwoordigheid van C.A.W. Zijlstra als griffier.