ECLI:NL:CRVB:2016:2818
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake recht op bijstand en inlichtingenverplichting
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 26 juli 2016, wordt het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam behandeld. Appellant had op 13 augustus 2013 een aanvraag ingediend voor bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag afgewezen, omdat appellant de inlichtingenverplichting zou hebben geschonden. De rechtbank heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Raad heeft vastgesteld dat de te beoordelen periode loopt van 1 november 2013 tot en met 23 januari 2015. Appellant heeft in deze periode als pizzabakker gewerkt, maar er is onduidelijkheid over het aantal gewerkte uren en de bijbehorende inkomsten. De Raad oordeelt dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de situatie na februari 2014, waaruit blijkt dat appellant mogelijk recht heeft op bijstand. De Raad draagt het college op om het gebrek in het besluit van 23 januari 2015 te herstellen en een nader onderzoek in te stellen naar de bijstandsrechten van appellant.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan om relevante feiten en omstandigheden te onderzoeken bij besluiten tot intrekking van bijstand. De Raad concludeert dat het college niet voldoende heeft aangetoond dat appellant geen recht op bijstand had na februari 2014, en dat het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering berust. De Raad geeft het college zes weken de tijd om het gebrek te herstellen.