ECLI:NL:CRVB:2016:2815
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in hoger beroep inzake sociale zekerheidswetgeving
Op 26 juli 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 16/3471 WWB-VV. Het betreft een verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die hoger beroep had ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had op 6 juli 2015 een uitspraak gedaan in de zaak met nummer 15/2101. Verzoeker verzocht op 12 mei 2016 om een voorlopige voorziening, maar de Raad heeft in eerdere uitspraken, waaronder die van 12 april 2016, vastgesteld dat hij onbevoegd was om het hoger beroep te behandelen. Dit was gebaseerd op het feit dat tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank geen hoger beroep kan worden ingesteld, tenzij er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die een doorbreking van het wettelijk appèlverbod rechtvaardigen.
De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat voor de bevoegdheid van de voorzieningenrechter tot het treffen van een voorlopige voorziening, er op enig moment hoger beroep moet zijn ingesteld. Echter, in deze zaak was er geen aanhangig hoger beroep meer, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk werd verklaard. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzieningenrechter en de griffier.