ECLI:NL:CRVB:2016:2814
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake maatregel bijstandsverlaging wegens niet-nakoming re-integratieverplichtingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Delft ongegrond heeft verklaard. Appellant ontvangt sinds 21 juli 2013 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en heeft verplichtingen om deel te nemen aan re-integratieactiviteiten. Appellant is uitgenodigd voor een gesprek op 3 september 2014, waar hij weigerde deel te nemen aan een aangeboden werkervaringsplaats bij 'Werkse!'. Het college heeft daarop de bijstand van appellant met 100% verlaagd voor de duur van één maand, omdat hij niet had voldaan aan zijn re-integratieverplichtingen. De rechtbank heeft deze beslissing van het college bevestigd, waarop appellant in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het college terecht de maatregel heeft opgelegd, omdat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet heeft geweigerd deel te nemen aan de aangeboden voorziening. De Raad heeft vastgesteld dat het gespreksverslag, hoewel niet ondertekend, een juiste weergave van het gesprek bevatte en dat appellant onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn stelling dat hij mantelzorg verleent, waardoor hij ontheffing zou moeten krijgen van de re-integratieverplichtingen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.