ECLI:NL:CRVB:2016:2810

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 juli 2016
Publicatiedatum
26 juli 2016
Zaaknummer
15/6712 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen buiten behandeling gelaten aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam ongegrond heeft verklaard. Appellante had op 11 januari 2014 een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend, maar het college heeft deze aanvraag op 14 maart 2014 buiten behandeling gesteld wegens onvoldoende gegevens. Appellante heeft later opnieuw een aanvraag ingediend, maar ook deze werd op 16 oktober 2014 buiten behandeling gesteld omdat zij niet de gevraagde bewijsstukken had overgelegd. Het college heeft vervolgens het aan appellante verstrekte voorschot teruggevorderd.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 26 juli 2016 geoordeeld dat het college terecht de aanvragen buiten behandeling heeft gesteld. De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet de benodigde gegevens heeft overgelegd die noodzakelijk waren voor de beoordeling van haar recht op bijstand. De Raad heeft daarbij verwezen naar de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en heeft geconcludeerd dat het college bevoegd was om de aanvragen buiten behandeling te stellen. Het hoger beroep van appellante is afgewezen, en de eerdere uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

15/6712 WWB
Datum uitspraak: 26 juli 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
31 augustus 2015, 15/373 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. S. Atceken-Ata, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juni 2016. Appellante is, met bericht, niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R. Duivenvoorde.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante heeft zich op 11 januari 2014 gemeld voor het doen van een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante heeft als reden voor het aanvragen van bijstand opgegeven dat zij een eigen onderneming heeft, die niet loopt. Voorts heeft appellante op het aanvraagformulier van 11 februari 2014 onder meer het volgende vermeld: “ik kan niet aan dezen gegevens aankomen omdat ik was niet de eigenaar van de winkel. Ik was alleen 10% van de zaak”. Daarnaast heeft appellante een brief van
Xerius Sociaal Verzekeringsfonds van 17 januari 2014 overgelegd met als onderwerp “Herberekening van sociale bijdragen”. Na de aanhef is verder vermeld: “In het raam van het sociaal statuut der zelfstandigen hebben wij de bedragen herberekend...” Bij besluit van
14 maart 2014 heeft het college de aanvraag van appellante buiten behandeling gesteld.
1.2.
Appellant heeft zich op 11 september 2014 wederom gemeld voor het doen van een aanvraag om bijstand ingevolge de WWB. In het kader van deze aanvraag heeft appellante onder meer een brief van 31 december 2013 van de Rechtbank van Koophandel te Antwerpen overgelegd, waarin na de aanhef het volgende is vermeld: “Daar de rechtbank over inlichtingen beschikt, die een bespreking over de financiële toestand van de onderneming noodzakelijk maken wordt u, als verantwoordelijke van de onderneming opgeroepen om persoonlijk te verschijnen…” Om de aanvraag te kunnen beoordelen heeft het college appellante bij brief van 25 september 2014 verzocht nadere gegevens over te leggen en haar daarbij in de gelegenheid gesteld om de gevraagde stukken uiterlijk 9 oktober 2014 bij het college in te dienen. Appellante is gewezen op het feit dat als zij niet tijdig reageert of niet alle gevraagde gegevens inlevert, haar aanvraag niet in behandeling wordt genomen. Tevens is appellante gewezen op het feit dat de inlevertermijn kan worden verlengd als appellante tijdig te kennen geeft dat zij niet tijdig alle gegevens kan aanleveren.
1.3.
Bij besluit van 16 oktober 2014 heeft het college de aanvraag van appellante buiten behandeling gesteld, omdat de bij brief van 25 september 2014 gevraagde bewijsstukken niet zijn ontvangen, waardoor de aanvraag van appellante niet in behandeling kan worden genomen. Bij afzonderlijk besluit van 16 oktober 2014 heeft het college het aan appellante verstrekte voorschot van € 697,41 teruggevorderd. Hieraan is ten grondslag gelegd dat de aanvraag van appellante om bijstand buiten behandeling is gesteld en dat zij daarom het voorschot moet terugbetalen.
1.4.
Bij besluit van 8 december 2014 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen de besluiten van 16 oktober 2014 ongegrond verklaard. Daaraan heeft het college ten grondslag gelegd dat appellante niet volledig de gevraagde en de voor de beslissing op de aanvraag van 11 september 2014 noodzakelijke gegevens heeft geleverd. De volgende gegevens heeft appellante volgens het college niet overgelegd:
- de balans en winst- en verliesrekening over de periode 2011, 2012 en 2013;
- afschriften van de zakelijke rekening vanaf 1 maart 2014 tot 25 september 2014;
- een schriftelijke verklaring waaruit blijkt waarvan appellante de periode voorafgaand aan de bijstandsaanvraag heeft geleefd, ondersteund met objectieve, verifieerbare en controleerbare bewijsstukken;
- bewijsstukken opzegging huurovereenkomst;
- specificatie van de bijschrijvingen van € 700,- per maand.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. Van een onvolledige of ongenoegzame aanvraag is onder andere sprake indien onvoldoende gegevens of bescheiden worden verstrekt om een goede beoordeling van de aanvraag mogelijk te maken. Gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Awb, gaat het daarbij om gegevens die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
4.2.
Voor de beoordeling of de aanvrager verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden, is de financiële situatie van de aanvrager een essentieel gegeven. De aanvrager is gehouden de voor een goede beoordeling van de aanvraag vereiste gegevens over te leggen. Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 4 januari 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BP1399) is het bijstandverlenend orgaan in het kader van het onderzoek naar het recht op bijstand ook bevoegd om gegevens te vragen die betrekking hebben op de financiële situatie over de periode die onmiddellijk voorafgaat aan de datum met ingang waarvan bijstand wordt gevraagd.
4.3.
Niet in geschil is dat appellante de in 1.4 vermelde gegevens niet heeft overgelegd. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat deze gegevens, anders dan door appellante is aangevoerd, nodig waren voor de beoordeling van het recht op bijstand van appellante, nu het gegevens betreft die betrekking hebben op haar vermogenspositie en financiële situatie. De stelling van appellante dat zij geen eigenaar is geweest van een onderneming in België en daarin ook geen aandeel had, slaagt niet. Nog daargelaten dat uit de eigen verklaringen van appellante kan worden afgeleid dat zij geheel of gedeeltelijk eigenaar is geweest van een
- inmiddels failliete - onderneming in België, volgt dat ook uit de in 1.1 en 1.2 vermelde brieven van respectievelijk het Sociaal Verzekeringsfonds en de Rechtbank van Koophandel te Antwerpen. Dat het college een deel van de gegevens reeds heeft opgevraagd in het kader van de eerdere aanvraag van 11 januari 2014 van appellante, maakt niet dat die gegevens, die appellante ook toen niet heeft overgelegd, niet langer van belang zijn.
4.4.
Het betoog van appellante dat het bedrijf op 18 februari 2014 failliet is verklaard en dat zij daarom redelijkerwijs niet de beschikking kon krijgen over de gevraagde stukken, treft geen doel. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij de gevraagde stukken niet via de curator heeft kunnen verkrijgen. Bovendien had appellante, zoals ook vermeld in de brief van het college van 25 september 2014, zo nodig om verlenging van de inlevertermijn kunnen vragen. Vergelijk de uitspraak van 3 maart 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:701). Appellante heeft dat nagelaten.
4.5.
Gelet op wat onder 4.1 tot en met en 4.4 is overwogen, was het college op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb bevoegd de aanvraag van appellante buiten behandeling te stellen. Geen grond bestaat voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Tegen de terugvordering van het voorschot heeft appellante voorts geen zelfstandige beroepsgronden aangevoerd, zodat de terugvordering verder onbesproken blijft. .
4.6.
Het hoger beroep slaagt niet, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham, in tegenwoordigheid van C.A.W. Zijlstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2016.
(getekend) A.B.J. van der Ham
(getekend) C.A.W. Zijlstra

HD