Uitspraak
31 augustus 2015, 15/373 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam ongegrond heeft verklaard. Appellante had op 11 januari 2014 een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend, maar het college heeft deze aanvraag op 14 maart 2014 buiten behandeling gesteld wegens onvoldoende gegevens. Appellante heeft later opnieuw een aanvraag ingediend, maar ook deze werd op 16 oktober 2014 buiten behandeling gesteld omdat zij niet de gevraagde bewijsstukken had overgelegd. Het college heeft vervolgens het aan appellante verstrekte voorschot teruggevorderd.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 26 juli 2016 geoordeeld dat het college terecht de aanvragen buiten behandeling heeft gesteld. De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet de benodigde gegevens heeft overgelegd die noodzakelijk waren voor de beoordeling van haar recht op bijstand. De Raad heeft daarbij verwezen naar de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en heeft geconcludeerd dat het college bevoegd was om de aanvragen buiten behandeling te stellen. Het hoger beroep van appellante is afgewezen, en de eerdere uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.