ECLI:NL:CRVB:2016:2806
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens niet wonen op uitkeringsadres
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. Het geschil betreft de intrekking van bijstand van betrokkene door het college van burgemeester en wethouders van Hoogezand-Sappemeer. Betrokkene ontving vanaf 27 augustus 2013 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). De bijstand werd op 28 januari 2014 ingetrokken met ingang van 13 januari 2014, maar betrokkene heeft hiertegen geen rechtsmiddelen aangewend. Na een nieuwe aanvraag op 31 januari 2014, waarbij betrokkene verklaarde op een nieuw adres te wonen, heeft het college een huisbezoek afgelegd op 18 maart 2014. Tijdens dit huisbezoek werd geconstateerd dat de woning nagenoeg leeg was en dat er geen persoonlijke spullen van betrokkene aanwezig waren. Dit leidde tot de conclusie dat betrokkene niet op het opgegeven adres woonde, wat resulteerde in de intrekking van de bijstand.
De rechtbank heeft het beroep van betrokkene tegen het besluit van het college gegrond verklaard, maar het college ging in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat er geen ander adres van betrokkene in beeld was. De Raad concludeerde dat de onderzoeksbevindingen voldoende grondslag boden voor de intrekking van de bijstand, aangezien betrokkene niet voldeed aan zijn inlichtingenverplichting. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep van betrokkene ongegrond, waarmee de intrekking van de bijstand werd bevestigd.