ECLI:NL:CRVB:2016:2800

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 juli 2016
Publicatiedatum
25 juli 2016
Zaaknummer
15/2151 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake proceskostenvergoeding na intrekking van beroep tegen benoeming in functie

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. B. Borst, hoger beroep ingesteld tegen een besluit van de korpschef van politie, waarbij appellant met ingang van 1 mei 2015 is benoemd in de functie van [functie A]. Dit besluit is gematcht met de LFNP-functie van Operationeel Specialist E, gewaardeerd in salarisschaal 13. Op 1 september 2015 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken en verzocht om de korpschef te veroordelen in de proceskosten. De korpschef, vertegenwoordigd door mr. L.W.H. van den Berg, heeft hierop gereageerd met een verweerschrift en betoogd dat er geen aanleiding is voor het toekennen van proceskosten, omdat de eerdere weigering om appellant te benoemen tot [functie B] een juiste beslissing was.

De Centrale Raad van Beroep heeft in haar overwegingen uiteengezet dat artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat bij intrekking van het beroep, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener in de kosten kan worden veroordeeld, mits het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan de indiener. De Raad heeft vastgesteld dat de korpschef niet tegemoet is gekomen aan appellant, maar dat de wijziging in de functie van appellant het gevolg is van gewijzigde omstandigheden en niet van gewijzigde inzichten van het bestuursorgaan. Hierdoor is er geen grond voor het toekennen van proceskosten.

De Raad heeft het verzoek van appellant om de korpschef te veroordelen in de proceskosten afgewezen. De uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier, en is openbaar uitgesproken op 20 juli 2016.

Uitspraak

15/2151 AW
Datum uitspraak: 20 juli 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 2 maart 2015, 14/5911 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. B. Borst hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 8 juni 2015 heeft de korpschef appellant met ingang van 1 mei 2015 benoemd in de (korps)functie van [functie A], welke functie conform de transponeringstabel is gematcht met de LFNP-functie van Operationeel Specialist E, gewaardeerd in salarisschaal 13.
Bij brief van 1 september 2015 heeft mr. Borst namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht de korpschef te veroordelen in de proceskosten.
Namens de korpschef heeft mr. L.W.H. van den Berg bij brief van 3 november 2015 gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Partijen hebben toestemming gegeven een onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
1.2.
De korpschef heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen aanleiding is voor het toekennen van een vergoeding van proceskosten, omdat het besluit van 8 juni 2015 onverlet laat dat de weigering om appellant te benoemen tot [functie B] een juiste beslissing is geweest. De korpschef heeft, met verwijzing naar het besluit van 8 juni 2015, toegelicht dat als gevolg van de nieuwe, tijdelijke, tewerkstelling in de vergelijkbare functie van [functie A] de situatie is ontstaan, dat na de eerdere langdurige waarneming van deze functie in het politiedistrict Bergen op Zoom niet langer het tijdelijke karakter van deze tewerkstellingen voorop kan worden gesteld en het belang van appellant diende te prevaleren boven het belang van de politie.
1.3.
De Raad onderschrijft het standpunt van de korpschef en stelt vast dat de bij besluit van 8 juni 2015 toegekende LFNP-functie van Operationeel Specialist E niet het gevolg is van gewijzigde inzichten aan de kant van het bestuursorgaan, maar van gewijzigde omstandigheden ten aanzien van appellant. Onder deze omstandigheden is geen sprake van een geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen als bedoel in artikel 8:75a van de Awb. Voor veroordeling van de korpschef in de proceskosten van appellant is daarom geen plaats. Het verzoek om een veroordeling in de proceskosten moet dan ook worden afgewezen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om de korpschef te veroordelen in de proceskosten van appellant af.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2016.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) P.W.J. Hospel

HD