ECLI:NL:CRVB:2016:2800
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake proceskostenvergoeding na intrekking van beroep tegen benoeming in functie
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. B. Borst, hoger beroep ingesteld tegen een besluit van de korpschef van politie, waarbij appellant met ingang van 1 mei 2015 is benoemd in de functie van [functie A]. Dit besluit is gematcht met de LFNP-functie van Operationeel Specialist E, gewaardeerd in salarisschaal 13. Op 1 september 2015 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken en verzocht om de korpschef te veroordelen in de proceskosten. De korpschef, vertegenwoordigd door mr. L.W.H. van den Berg, heeft hierop gereageerd met een verweerschrift en betoogd dat er geen aanleiding is voor het toekennen van proceskosten, omdat de eerdere weigering om appellant te benoemen tot [functie B] een juiste beslissing was.
De Centrale Raad van Beroep heeft in haar overwegingen uiteengezet dat artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat bij intrekking van het beroep, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener in de kosten kan worden veroordeeld, mits het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan de indiener. De Raad heeft vastgesteld dat de korpschef niet tegemoet is gekomen aan appellant, maar dat de wijziging in de functie van appellant het gevolg is van gewijzigde omstandigheden en niet van gewijzigde inzichten van het bestuursorgaan. Hierdoor is er geen grond voor het toekennen van proceskosten.
De Raad heeft het verzoek van appellant om de korpschef te veroordelen in de proceskosten afgewezen. De uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier, en is openbaar uitgesproken op 20 juli 2016.