ECLI:NL:CRVB:2016:2750
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van co-ouderschapstoeslag met terugwerkende kracht en bijzondere omstandigheden
In deze zaak gaat het om de toekenning van een co-ouderschapstoeslag aan appellant, die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand. Appellant had vanaf 2 november 2010 bijstand gekregen, inclusief een toeslag voor co-ouderschap. Echter, na het verlaten van zijn woning op 1 juni 2011, werd zijn bijstand gewijzigd en ontving hij geen toeslag meer. Appellant heeft in 2014 verzocht om de co-ouderschapstoeslag met terugwerkende kracht toe te kennen, maar het college van burgemeester en wethouders van Leiden kende deze slechts toe vanaf 1 september 2014. Appellant ging in hoger beroep tegen deze beslissing, omdat hij van mening was dat hij recht had op de toeslag vanaf 19 oktober 2011, de datum waarop hij weer over zelfstandige woonruimte beschikte.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant vanaf 19 oktober 2011 voldeed aan de voorwaarden voor de co-ouderschapstoeslag en dat het college een fout had gemaakt door deze niet eerder toe te kennen. De Raad concludeerde dat de enkele opmerking van de gemachtigde van appellant over de duur van de procedure niet voldoende was om de terugwerkende kracht te beperken. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van appellant gegrond. Het college werd veroordeeld om de co-ouderschapstoeslag met terugwerkende kracht vanaf 19 oktober 2011 toe te kennen, evenals de kosten van rechtsbijstand van appellant.