ECLI:NL:CRVB:2016:2736

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 juli 2016
Publicatiedatum
20 juli 2016
Zaaknummer
15/6089 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens niet-gemelde werkzaamheden en schending van de inlichtingenverplichting

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, die sinds 1 juni 2012 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had niet gemeld dat hij op geld waardeerbare werkzaamheden verrichtte bij een autohandel/sloopbedrijf. Tijdens een controle op 21 oktober 2013 werd hij werkend aangetroffen, wat leidde tot een onderzoek naar de rechtmatigheid van zijn bijstandsverlening. Het college van burgemeester en wethouders van Rijnwaarden heeft vervolgens de bijstand van de appellant ingetrokken en de gemaakte kosten teruggevorderd, omdat hij zijn inlichtingenverplichting had geschonden.

De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond. In hoger beroep voerde de appellant aan dat hij door zijn geestelijke beperking niet naar waarheid had kunnen verklaren en dat hij nooit had gewerkt bij het bedrijf. De Raad overwoog echter dat de verklaringen van de appellant, die tijdens de controle waren afgelegd, voldoende feitelijke grondslag hadden. De Raad concludeerde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat zijn geestelijke beperking hem belette om consistent te verklaren. De schending van de inlichtingenverplichting leidde tot de conclusie dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde. De Raad benadrukte dat het aan de appellant was om aannemelijk te maken dat hij recht had op bijstand, wat hij niet had gedaan. De uitspraak werd gedaan door A.M. Overbeeke, in tegenwoordigheid van griffier A. Stuut, en werd openbaar uitgesproken op 19 juli 2016.

Uitspraak

15/6089 WWB
Datum uitspraak: 19 juli 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 30 juli 2015, 14/7489 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rijnwaarden (college)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juni 2016. Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door R. van Vuure.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontvangt sinds 1 juni 2012 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB).
1.2.
Appellant heeft van 12 september 2012 tot 1 april 2013 een re-integratietraject van werkcentrum [werkcentrum] bij een bedrijf in [plaats 1] (traject) gevolgd.
1.3.
Op 21 oktober 2013 hebben een inspecteur en brigadier van de politie Oost-Nederland, afdeling regionale Recherche/Milieu, samen met twee buitengewoon opsporingsambtenaren tevens arbeidsinspecteurs van de Inspectie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (inspectie), een controle uitgevoerd op grond van artikel 110 van het Wetboek van Strafvordering bij de autohandel/het sloopbedrijf van [naam] (S) te [plaats 2] . Appellant is daarbij werkend aangetroffen. Hij was bezig met het sorteren van kabels/draad. Hij was gekleed in groene bovenkleding, kennelijk werkkleding, en hij droeg werkschoenen. Zijn kleding was bevuild. Hij hanteerde gereedschap en had vuile handen. Appellant heeft tijdens deze controle verklaard dat hij van juli tot begin september 2012 en sinds eind februari/begin maart 2013 voor S werkt. Hij werkt vijf dagen in de week van maandag tot en met vrijdag van 9.00 uur tot 16.00 uur. Hij verdient ongeveer € 75,- per week voor het schoonmaken van koper, ongeveer € 75,- per week voor het demonteren van koelmotoren en € 50,- per week voor het verrichten van algemene werkzaamheden. S betaalt hem contant. De bevindingen van de controle zijn vastgelegd in een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 25 oktober 2013.
1.4.
Naar aanleiding van een melding van 18 december 2013 van de inspectie dat mogelijk uitkeringsfraude wordt gepleegd, heeft een toezichthouder WWB van de afdeling handhaving van de regionale sociale dienst De Liemers een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan appellant verleende bijstand. Op 13 januari 2014 heeft appellant ten overstaan van een toezichthouder WWB en een klantmanager, in aanwezigheid van zijn moeder,
[naam moeder] , verklaard dat hij aansluitend aan zijn traject bijna dagelijks bij S is geweest. Hij was daar van ongeveer 11.00 uur tot 15.30/16.00 uur aanwezig om het werk te leren. Hij verdiende daar geen geld mee, hij kreeg af en toe een kleine vergoeding van S. Dat was ongeveer € 20,- per maand. Na de controle op 21 oktober 2013 heeft hij niet meer voor S gewerkt. De verklaring is neergelegd in een verslag en ondertekend door appellant en zijn moeder.
1.5.
Bij brieven van 3 februari 2014 en 15 april 2014 heeft het college appellant in de gelegenheid gesteld gegevens en bewijsstukken aan te leveren over de inkomsten die hij heeft ontvangen van S.
1.6.
Op 16 april 2014 heeft appellant een brief overgelegd waarin hij verklaart dat hij geen inkomsten van S heeft ontvangen.
1.7.
Bij besluit van 14 mei 2014, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 11 september 2014 (bestreden besluit), heeft het college de bijstand van appellant over de periode van 1 juli 2012 tot en met 31 augustus 2012 en van 1 juli 2013 tot en met 20 oktober 2013 ingetrokken en de over deze periode gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd tot een bedrag van € 3.441,08. De besluitvorming berust op de grondslag dat appellant de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van de op geld waardeerbare werkzaamheden die hij bij S heeft verricht. Omdat appellant geen verifieerbare bewijsstukken heeft overgelegd kan het recht op bijstand niet worden vastgesteld.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De periode in geding loopt van 1 juli 2012 tot en met 31 augustus 2012 en van 1 juli 2013 tot en met 20 oktober 2013 (perioden in geding).
4.2.
Appellant heeft aangevoerd dat hij door zijn geestelijke beperking niet naar waarheid heeft kunnen verklaren. Hij heeft nooit gewerkt bij S en ook geen geld ontvangen. Hij is lichamelijk en geestelijk ook helemaal niet in staat om dergelijk zwaar werk te verrichten. Ter ondersteuning van zijn standpunt heeft appellant een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 12 februari 2014 overgelegd waarbij appellant een
WSW-indicatie heeft gekregen (WSW-besluit) en een rapportage deskundigenonderzoek van UWV Aob Compaz van 13 december 2013, opgemaakt door G. van der Zwaag,
GZ-psycholoog, ten behoeve van de WSW-aanvraag (rapportage).
4.3.
Uit vaste rechtspraak vloeit voort dat in het algemeen van de juistheid van een tegenover een opsporingsambtenaar afgelegde verklaring mag worden uitgegaan en dat aan het intrekken daarvan, of het achteraf ontkennen van het verklaarde, weinig of geen betekenis toekomt.
4.4.
Door appellant is niet aannemelijk gemaakt dat hij door zijn zeer licht verstandelijke beperking onjuiste verklaringen heeft afgelegd. Het door appellant overgelegde WSW-besluit en de rapportage ondersteunen deze stelling niet. Weliswaar valt uit het WSW-besluit en de rapportage af te leiden dat appellant als gevolg van zijn zeer licht verstandelijke beperking is aangewezen op (onder meer) routinematig werk zonder hoog handelingstempo, maar hieruit valt niet op te maken dat appellant niet in staat zou zijn geweest om consistent te verklaren.
Zodoende bestaat geen grond om appellant niet te houden aan zijn op 21 oktober 2013 en
13 januari 2014 afgelegde verklaringen.
4.5.
Gelet op de verklaringen van appellant, die steun vinden in hetgeen is waargenomen tijdens de controle bij S, wordt het oordeel van de rechtbank onderschreven dat voldoende feitelijke grondslag bestaat voor de conclusie dat appellant tijdens de hier in geding zijnde perioden op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht bij S. De stelling dat zijn aanwezigheid in het bedrijf van S voortkwam uit eigen initiatief om het vak te leren en dat hij niet of nauwelijks betaald kreeg kan, wat daarvan ook zij, niet tot een ander oordeel leiden.
4.6.
Door geen melding te maken van de op geld waardeerbare werkzaamheden heeft appellant de inlichtingenverplichting geschonden. Schending van de inlichtingenverplichting levert een rechtsgrond op voor intrekking van de bijstand indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of en, zo ja in hoeverre, de betrokkene verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden. Het is dan aan de betrokkene aannemelijk te maken dat hij, indien hij wel aan de inlichtingenverplichting zou hebben voldaan, over de desbetreffende periode recht op (aanvullende) bijstand zou hebben gehad.
4.7.
Aangezien appellant geen verifieerbare gegevens heeft verstrekt over de precieze omvang van de werkzaamheden en inkomsten kan het recht op bijstand in de perioden in geding niet, ook niet schattenderwijs, worden vastgesteld.
4.8.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.M. Overbeeke, in tegenwoordigheid van A. Stuut als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2016.
(getekend) A.M. Overbeeke
(getekend) A. Stuut

HD