ECLI:NL:CRVB:2016:272
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing langdurigheidstoeslag op grond van de Wet werk en bijstand; geen terugwerkende kracht en te late aanvraag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant had op 13 november 2013 een langdurigheidstoeslag aangevraagd op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) voor de jaren 2008, 2009 en 2010. Het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de aanvraag voor de langdurigheidstoeslag over 2008 te laat was ingediend, en er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die een herbeoordeling rechtvaardigden. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing gegrond verklaard voor de langdurigheidstoeslag over 2008, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, omdat de afwijzing op basis van de Verordening niet correct was, maar de aanvraag alsnog te laat was ingediend.
In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat hij recht heeft op de langdurigheidstoeslag over de jaren 2008 tot en met 2010. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat er geen gronden zijn voor toekenning van de langdurigheidstoeslag met terugwerkende kracht, en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die de afwijzing zouden kunnen rechtvaardigen. De Raad heeft zich verenigd met het oordeel van de rechtbank en heeft het hoger beroep van de appellant afgewezen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.