ECLI:NL:CRVB:2016:2711
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toegangsverbod en ambtsbericht in het ambtenarenrecht met betrekking tot intimidatie en wangedrag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Den Haag. De appellant, werkzaam als sergeant-majoor bij het ministerie van Defensie, was betrokken bij een voorval waarbij een schoonmaakster zich geïntimideerd voelde door zijn gedrag. De minister van Defensie had op basis van dit voorval een ambtsbericht vastgesteld en een toegangsverbod opgelegd voor het militair complex. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het ambtsbericht ongegrond verklaard, maar het beroep tegen het toegangsverbod gegrond verklaard en het besluit van de minister in dat opzicht vernietigd.
De Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het ambtsbericht terecht was vastgesteld, maar dat het toegangsverbod in strijd was met de wet, omdat het Algemeen Militair Ambtenarenreglement (AMAR) geen basis biedt voor een dergelijk verbod. De Raad oordeelde dat de minister niet in redelijkheid het toegangsverbod kon opleggen, omdat dit een te ingrijpende maatregel was die niet voldoende was onderbouwd. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze betrekking had op het toegangsverbod en verklaarde het beroep van de appellant gegrond in dat opzicht. De overige onderdelen van de uitspraak werden bevestigd.
De Raad heeft de minister ook veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die zijn begroot op € 992,-. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij het opleggen van sancties in het ambtenarenrecht, vooral wanneer het gaat om de rechtspositie van de betrokken ambtenaar.