ECLI:NL:CRVB:2016:2674
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C. Bruning
- G.J. van Gendt
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na medische herbeoordeling en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak gaat het om de beoordeling van het recht op ziekengeld van appellant, die zich op 12 maart 2013 ziek meldde met rechterschouderklachten. Appellant ontving ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW) en was werkzaam als kraanmachinist. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vastgesteld dat appellant vanaf 12 april 2014 geen recht meer heeft op ziekengeld, omdat hij in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Dit besluit werd door appellant bestreden, maar de rechtbank Oost-Brabant verklaarde het beroep ongegrond.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de verzekeringsartsen zijn uitgegaan van een onjuiste diagnose, nu hij inmiddels is geopereerd en er een SLAP laesie is vastgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft echter geen reden gezien om het eerdere standpunt te wijzigen, omdat de beperkingen als gevolg van de SLAP laesie niet anders zijn dan de al bekende beperkingen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de geselecteerde functies voor appellant niet boven zijn belastbaarheid uitgaan en dat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kan verdienen.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellant geen recht meer heeft op ziekengeld. De overwegingen van de rechtbank worden gevolgd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 6 juli 2016.