ECLI:NL:CRVB:2016:2634
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van niet-verantwoord persoonsgebonden budget (pgb) door Zorgkantoor
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarbij de Centrale Raad van Beroep zich buigt over de terugvordering van een persoonsgebonden budget (pgb) door het Zorgkantoor. Appellante, die een netto pgb van € 50.050,73 was verleend voor het jaar 2013, heeft een deel van de verantwoording van dit budget afgekeurd gekregen. Het Zorgkantoor heeft op 4 april 2014 een bedrag van € 8.225,- afgekeurd en een bedrag van € 16.800,- voorlopig goedgekeurd. Uiteindelijk heeft het Zorgkantoor vastgesteld dat appellante te veel had ontvangen en dat er een bedrag van € 7.474,97 teruggevorderd moest worden. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante de gronden herhaald en aangevoerd dat er geen sprake was van fraude. De Raad heeft overwogen dat de rechtbank de beroepsgronden afdoende heeft besproken en gemotiveerd waarom deze niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit. De Raad bevestigt dat het Zorgkantoor ook zonder fraude kan overgaan tot een lagere vaststelling van het pgb en terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen. Appellante heeft geen nieuwe bewijsstukken overgelegd die haar standpunt ondersteunen, waardoor haar beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door J.P.A. Boersma, in tegenwoordigheid van J.C. Borman als griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 juli 2016.