Uitspraak
24 juli 2014, 14/2641 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een woonvoorziening door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Appellante had een woonvoorziening aangevraagd in de vorm van een woningaanpassing, specifiek gericht op het dichtmaken van de eerste woonlaag tot aan het raam om stofcirculatie te voorkomen. De rechtbank had vastgesteld dat niet in geschil was dat deze aanpassing de stofcirculatie zou voorkomen, maar dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij niet in staat was om het raam schoon te maken door de afstand tussen de balustrade en het raam. De rechtbank oordeelde dat de toegekende woonvoorziening voldoende was om de beperkingen van appellante, die lijdt aan een huisstofmijtallergie, te compenseren. Appellante had in hoger beroep de gronden herhaald die zij in eerste aanleg had aangevoerd, maar de Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank. De Raad concludeerde dat er geen bewijs was voor een toezegging van het college dat de balustrade zou worden weggehaald en dat de afsluiting beloopbaar zou worden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.