ECLI:NL:CRVB:2016:2603
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten op basis van de Wet werk en bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die sinds 2009 bijstand ontvangt, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten tot een bedrag van € 2.598,79. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag afgewezen, met als argument dat inrichtingskosten tot de algemene bestaanskosten behoren en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de aanvraag rechtvaardigden.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat er wel degelijk sprake is van bijzondere omstandigheden die recht geven op de gevraagde bijstand. De Raad heeft echter geoordeeld dat de appellant niet voldoende heeft aangetoond dat hij niet in staat was om voor de kosten te reserveren of dat gespreide betaling niet mogelijk was. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat de kosten, hoewel noodzakelijk, niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
De uitspraak bevestigt dat de mogelijkheid tot reserveren en gespreide betaling in de beoordeling van aanvragen voor bijzondere bijstand een belangrijke rol speelt. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.