ECLI:NL:CRVB:2016:2602
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verlaging van bijstand wegens niet verschijnen op oproep tijdens re-integratietraject
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, waarbij zijn bijstand is verlaagd wegens het niet verschijnen op een oproep voor een gesprek over zijn re-integratie. Appellant ontving bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en had een plan van aanpak waarin afspraken waren vastgelegd over zijn re-integratie. Appellant vroeg toestemming om op vakantie te gaan naar Marokko, maar het college weigerde deze toestemming omdat dit nadelige gevolgen zou hebben voor zijn re-integratietraject. Appellant ging desondanks op vakantie en verscheen niet op de oproep voor het gesprek. Het college legde daarop een maatregel op van 70% verlaging van de bijstand. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant gegrond, maar liet de rechtsgevolgen van het besluit in stand. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij aanvoerde dat de weigering van het college om toestemming te verlenen voor zijn vakantie op onjuiste gronden was gebaseerd. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college terecht de bijstand had verlaagd, omdat appellant verwijtbaar niet op de oproep was verschenen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand werden gelaten.